De TV-serie Ons Dorp van Omroep Gelderland neemt je mee terug in de tijd. De dorpsfilms van Johan Adolfs zijn opgenomen in de jaren vijftig en zestig en laten Gelderse dorpen in al hun eenvoud en onbevangenheid zien. Een mix van nostalgie en lokale historie weet kijkers al sinds 2018 te boeien.
Op maandag 9 juni was de uitzending ‘Ons Dorp’ over Harreveld te zien bij Omroep Gelderland.Deze uitzending wordt toegelicht door Harrevelders Thea Nieuwenhuis-Waenink en Jan Meulenbeek.
Shot uit de film, op de trekker Jan Krabbenborg (Heideweg) met zoon René en Eddy Tankink op het stoeltje op het spatbord.
Door op onderstaande knop te klikken kunt u de uitzending bekijken.
I.v.m. vakantie is er in augustus geen inloopavond. Op maandagavond 1 september zitten wij van 19.30 uur tot 20.30 uur weer voor u klaar voor de maandelijkse inloopavond. U kunt dan materiaal brengen, informatie opvragen en we luisteren naar uw verhalen.
Dat de expositie ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’ georganiseerd door Oudheidkundige vereniging Harvelt zo’n groot succes zou worden hebben we niet durven dromen. Ruim 2700! bezoekers mochten we ontvangen en de reacties in het gastenboek zijn lovend. We kijken meer dan tevreden terug en danken ieder die bijgedragen heeft aan deze expositie.
Max Hoederboom en Siebe Wopereis hebben deze prachtige terugblik gemaakt. Kijkt u mee?
Dit jaar heeft ook Harreveld op 4 mei de oorlogsslachtoffers herdacht. Zo’n 130 belangstellenden kwamen naar het Meester Nijsplein om voor het monument van Indië veteraan Aloys Tankink de plechtigheid bij te wonen. De werkgroep ‘expositie Harreveld, 80 jaar vrijheid’ van de Oudheidkundige vereniging heeft deze herdenking als afsluiting van haar tentoonstelling georganiseerd.
Muziekvereniging St. Agatha bracht een aantal prachtige, ingetogen muziekstukken ten gehore en aansluitend aan de Signal Taptoe en twee minuten stilte waren er een drietal toespraken.
Na de legging van de bloemstukken sloten Nanne en Britt, beide leerlingen van de Canisiusschool te Harreveld, de indrukwekkende plechtigheid af met een mooi gedicht. Tijdens het defilé langs het monument konden belangstellenden een meegebrachte bloem leggen om daarna in de St. Agatha kerk met een kop koffie op te warmen en bij te praten.
Foto’s gemaakt door dhr. F. Stoltenborg
Signal Taptoe door mw. S. Wolters
Ceremoniemeester mw. M van Uem
Toespraak burgemeester mw. A. Bronsvoort
Toespraak mw. E. Krabbenborg namens Oudheidkundige vereniging Harvelt
Toespraak mw. T. Tankink namens de familie Tankink
Nanne en Britt dragen een gedicht voor
..Burgemeester mw. Bronsvoort en de familie Tankink openen het defilé..
De expositie Harreveld 80 jaar vrijheid’ die momenteel te zien is in de St. Agathakerk in Harreveld is een enorm succes. Meer dan 1400 bezoekers bekeken al de prachtige banners en vitrines met de daarbij behorende indrukwekkende lokale oorlogsverhalen. De bedankjes en de reacties die de bezoekers achterlaten in het gastenboek zijn lovend.
Om nog meer mensen de kans te geven de expositie te bezoeken is deze t/m 11 mei dagelijks geopend van 09.00 uur tot 17.00 uur.
Dat de expositie ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’ in de St. Agathakerk in Harreveld een succes is, blijkt uit het grote aantal bezoekers (de teller staat inmiddels op ruim 500) en hun lovende reacties in het gastenboek.
Ook de bovenbouw van de Canisiusschool uit Harreveld was afgelopen week op bezoek. Maandag heeft Jan de Mooy (oud leraar en expositie werkgroep lid) ter inleiding een gastles gegeven over de oorlog ’40-’45 en de evacuatie van Leuth en Millingen naar de Achterhoek. Woensdag bezochten de leerlingen de expositie waarbij ze, gewapend met een werkblad, enthousiast door de tentoonstelling trokken op zoek naar de juiste antwoorden.
Naar aanleiding van hun bezoek aan deze expositie hebben de leerlingen van de groepen 5/6 en 7/8 aandacht besteed aan het thema ‘vluchten’. Ze hebben een koffertje meegekregen naar huis. De opdracht was thuis in gesprek te gaan over welke 5 dingen ze mee zouden nemen als zij zelf zouden moeten vluchten. De leerlingen van groep 7/8 hebben daar ook een eigen fictief verhaal bijgeschreven. De koffertjes en verhalen zijn nu te zien in de expositie.
Wij kijken terug op een prachtige opening afgelopen zaterdag 29 maart van onze expositie ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’. Met een St. Agatha kerk vol genodigden en belangstellenden werd na het openingswoord en gastsprekers de expositie geopend door dhr. Bennie Domhof. De middag werd afgesloten met vele ontmoetingen en een kop koffie.
Foto Rini Doppen
In deze expositie wordt de oorlog ’40-’45 in het algemeen belicht en de lokale oorlogsgebeurtenissen in het bijzonder. Ook wordt er veel aandacht besteed aan evacués die in Harreveld een half jaar lang gastvrij onderdak hebben gekregen.
Omdat we dit jaar 80 jaar vrijheid vieren, heeft Oudheidkundige Vereniging Harvelt i.s.m. oorlogsmuseum ‘Opdat wij niet vergeten’ een expositie samengesteld over Harreveld in de Tweede Wereld oorlog met de naam ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’. Naast de oorlog ‘40-’45 in het algemeen wordt er veel aandacht besteed aan lokale oorlogsgebeurtenissen en aan evacués uit Leuth en Millingen welke hier in het dorp een half jaar gastvrij onderdak hebben gekregen.
De expositie is t/m 5 mei 2025 te zien in de St. Agatha kerk in Harreveld maar u kunt deze ook in alle rust hieronder bekijken.
Voor Harreveld barst de oorlog in alle hevigheid los in het najaar van 1944. Wanneer Operatie Market Garden mislukt komt het front vast te zitten. De relatief nog rustige Achterhoek wordt dan voor velen het dichtstbijzijnde toevluchtsoord.
Van alle kanten stromen vluchtelingen toe; geëvacueerde burgers uit de frontlinie, krijgsgevangenen uit het ‘uiteenvallende’ Duitsland, hongerende mensen uit het Westen. Ook de eigen bevolking moet schuilen voor een barbaarse bezettingsmacht of achteloos afgeworpen bommen. Mannen, vrouwen en kinderen zoeken een goed heenkomen. Velen vinden dat in Harreveld, in een dorp van nog geen 1000 inwoners wordt in het laatste half jaar van de oorlog plaats gemaakt voor meer dan duizend vreemden.
Nu 80 jaar na de oorlog, is er een laatste mogelijkheid om de verhalen te horen van een generatie die deze periode nog heeft meegemaakt. Meer dan twintig mensen hebben hun verhaal gedaan. Zij maken deze tentoonstelling uniek. Hoe meer verhalen we horen, hoe meer (dag)boeken en opgetekende verslagen we lezen, hoe meer we onder de indruk komen van onze ouders en grootouders. Natuurlijk was ook hier verraad en zwarte handel, maar in zijn algemeenheid kun je stellen dat Harreveld gastvrij was.
Onze tentoonstelling is dan ook een eerbetoon aan de Harrevelders van 1944. Aan onze plaatsgenoten, onze ouders en grootouders. Hun veerkracht is indrukwekkend. Ze geven ons een voorbeeld van wat medemenselijkheid is.
Vrijheid komt er voor het dorp Harreveld 80 jaar geleden. Voor de Harreveldse jongens die naar Indonesië worden gestuurd, duurt die vrede maar kort. Zij gaan een nieuwe oorlog tegemoet. Vrede voor hen en hun families komt er pas een aantal jaren later. Hun verhaal is daarom ook toegevoegd aan onze expositie.
Onze informatie komt uit (dag)boeken, interviews en gesprekken, archiefstukken en van het internet. We hebben deze bronnen aangegeven. Maar we zijn geen experts, dus hebt u op- of aanmerkingen laat het ons weten. Er valt nog zo veel te vertellen.
2. De mobilisatie en de meidagen 1940
Na de Duitse inval in Polen volgt in 1939 de algehele mobilisatie in Nederland. Herman Stoltenborg, (F 60 Lodiek) wordt opgeroepen. Zo ook buurjongen Jan Schutten (F65 Hinnassen) Wanneer de laatste ’s morgens langs komt om samen op pad te gaan, zit zijn pak al vol met gaten. Het is aangevreten door de motten. Slecht materieel is geen uitzondering. Over het algemeen is het Nederlandse leger slecht uitgerust, geen partij voor het Duitse leger.
Maar als de Duitsers 10 mei 1940 Nederland binnenvallen weren onze soldaten zich dapper. De legerleiding weet dat het onmogelijk is het oosten van het land te verdedigen. Dus in de Achterhoek wordt niet gevochten. Wel op de Grebbeberg. Daar zit 11 mei 1940 ook Herman, inmiddels vader, want zijn zoontje Joop is onlangs geboren. De Nederlandse eenheden houden moedig stand tot 13 mei. Na het bombardement op Rotterdam op 14 mei is de situatie uitzichtloos. Op 15 mei capituleert het Nederlandse leger. De Koninklijke familie en het kabinet zijn dan al gevlucht naar Engeland.
Joop Stoltenborg schrijft in zijn verslag:
Thuis weten ze niet of mijn vader de oorlog overleefd heeft of niet. Mijn moeder besluit hem op te zoeken. Ze gaat met neef Joop Wieggers, die een auto heeft, naar Rhenen. Daar zitten soldaten naast de weg. Ze zien mijn vader niet. Maar gelukkig ziet vader ze langskomen en hij rent achter de auto aan. Dat is een heel gelukkig en emotioneel moment. Nu weten ze dat hij het overleefd heeft. Herman mag niet gelijk met hen mee. Pas een week later komt hij thuis.
Een maand later zijn alle krijgsgevangen Nederlandse soldaten teruggekeerd. Er wordt niet meer gevochten. De oorlog is even ver weg. Maar Nederland is bezet en zwicht onder de Duitse bezetting. De repressie neemt in de daarop volgende jaren meer en meer toe…
.
Nederlandse militairen 1939. Rechts staat Bernard de Mooij. Hij is brenschutter op de Grebbeberg in 1940
Vitrinekast in de tentoonstelling
3. Operatie Market Garden
Na de gelukte landing in Normandië (D-day) en de snelle opmars door Frankrijk en België denkt het geallieerde opperbevel dat het Duitse leger al bijna verslagen is. Ze beginnen in september 1944 met een grote militaire actie genaamd ‘operatie Market Garden’ ook wel “de slag om Arnhem” genoemd.
De Engelse en Amerikaanse militairen plannen een verrassingsaanval. Via Eindhoven, Nijmegen en Arnhem willen ze doorstoten naar Noord Nederland. Van cruciaal belang hierbij zijn de bruggen over de grote rivieren. Met behulp van luchtlandingseenheden moeten die ongeschonden in handen komen van de geallieerden.
Tegelijkertijd rukken de grondtroepen met tanks en andere pantserwagens vanuit het zuiden op, om zo snel mogelijk contact met de luchtlandingseenheden te maken zodat die ondersteund kunnen worden.
Als dit lukt hopen de geallieerde opperbevelhebbers dat ze de oorlog voor Kerstmis 1944 kunnen beëindigen.
.
De Duitsers reageren snel. Ze sturen extra troepen en tanks naar het gebied rond Arnhem en besluiten tot de evacuatie van Arnhem om de stad makkelijker te kunnen verdedigen. Alle Arnhemmers moeten eind september 1944 de stad verlaten. Onder hen de familie Koster, die uiteindelijk bij de familie Wolters (F98) onderdak vindt.
Evacués uit Arnhem, begeleid door een verpleger met een witte vlag.
Arnhem blijkt ‘een brug te ver’. Britse luchtlandingstroepen stuiten op de Veluwe op twee SS divisies en kunnen de grondtroepen in Arnhem niet helpen. Veel soldaten worden gedood, gewond of gevangen genomen. De ‘Slag om Arnhem’ wordt verloren. Het front komt vast te zitten.
Drie gevangen genomen Britse militairen.
Uiteindelijk wordt alleen het zuiden van Nederland tot aan de grote rivieren bevrijd. De oorlog is nog lang niet voorbij en het noorden van het land moet nog ruim een half jaar op de bevrijding wachten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden honderdduizenden Nederlanders tewerkgesteld in Duitsland. Deze dwangarbeid staat bekend als de Arbeitseinsatz (arbeidsinzet). In maart 1942 werken er al ongeveer 165.000, onder hen werkelozen en gedemobiliseerde soldaten die als eersten worden opgeroepen.
Mei 1943 wordt de algemene Arbeitseinsatz in het bezette Nederland afgekondigd. Alle jongemannen tussen de achttien tot vijfendertig, even later tot veertig jaar worden opgeroepen om zich te melden voor de Arbeidsinzet. Wie zich niet meldt, wordt zwaar gestraft. Veel mannen duiken onder; vaak plaatselijk. Er volgen razzia’s.
.
Het kerkdorp Harreveld zit vol met onderduikers. Als het enigszins mogelijk is werken zij overdag voor de familie bij wie zij zijn ondergedoken. ’s Nachts slapen zij, als er tenminste geen plaatsgebrek is, in een bed op de slaapkamer. Bij onraad zoeken zij de schuilplaats op. De onderduikers bezoeken vaak de zondagmis, wel vroeg want dan hebben zij het minst te vrezen. Op zondag 22 augustus ’43 omsingelen Duitse soldaten de kerk. De onderduikers zitten in de val. Iedereen moet bij het verlaten van de kerk zijn ‘Ausweis’ laten zien, wie zich niet kan identificeren als legale Harrevelder, moet in een truck plaatsnemen. Een groepje van 5 á 6 onderduikers waaronder Willem Stoltenborg. verstopt zich in een ruimte achter het orgel. Na de mis doorzoeken de Duitsers de kerk. Ze worden niet gevonden. Maar op het eind, als iedereen de kerk uit is, staan er nog fietsen op het kerkplein. De Duitsers weten genoeg, ze gaan opnieuw zoeken. Nu worden ze gevonden. Ze worden naar de koepel in Arnhem gebracht en aan het werk gezet. Tien dagen later komen ze weer vrij.
Uit: ‘Bezetting en verzet’ van Henny Bennink
St. Agathakerk in Harreveld
5. Graven voor de Todt
De Organisation Todt (OT), genoemd naar Rijksminister Fritz Todt, organiseert het graven van loopgraven, mangaten en tankgrachten voor de Duitsers. In 1944/1945 worden duizenden arbeiders opgeroepen om in de Liemers te gaan werken aan de Panther-Stellung, een verlengstuk van de Westwall. In Lichtenvoorde moeten alle mannen tussen 18 en 50 jaar zich melden. Bijna niemand meldt zich aan. Duitse SS’ers nemen vooraanstaande burgers in gijzeling, waarna een hernieuwde oproep volgt. Wanneer zich niet minimaal 300 spitters aanmelden, worden de gijzelaars dood geschoten. De pastoor en enkele ‘wijze mannen’ roepen op zich aan te melden.
.
Mw. A.M. Wolters Stoltenborg schrijft hierover in haar dagboek:
Donderdag 5 oktober 1944 ’s Morgens vroeg wordt weer een nieuwe proclamatieaangeplakt en wel dat alle jongens zich weer moeten melden, deze middag van I tot 4 uur. Als ze zich niet aanmelden, zullen er gijzelaars onherroepelijk worden opgepikt en de huizen in brand worden gestoken (doch de berichten blijven van duiken, duiken!). Wat een toestand!
Dan melden zich 1400 man uit de gemeente Lichtenvoorde. De groep wordt in tweeën gesplitst. Het ene deel naar Zevenaar, het andere naar Bocholt. De dag erop komen de gijzelaar uit Zevenaar vrij.
Mijn vader zat als gijzelaar gevangen in de Turmac fabriek in Zevenaar. Dit om vrijwilligers te dwingen zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Dus hebben mijn oudste broer Jan en ik ons gemeld, daarop kwam vader weer thuis.
Eerst moest ik graven in Spork bij Bocholt in Duitsland. Elke ochtend rond 7 uur fietsen naar Duitsland, vaak in groepen. Brood mee, want het eten daar was slecht.
(Passage uit het interview met Bennie Domhof)
Er is onvoldoende werk in Bocholt, dus de meeste mannen komen snel weer thuis. De mannen die op een platte kar naar Zevenaar worden gestuurd komen er niet zo gemakkelijk af. Ze verblijven er aanzienlijk langer dan 10 dagen. Kost en inwoning in een bierkelder in Wijnbergen laten te wensen over. Als er niet naar tevredenheid is gewerkt worden er lijfstraffen uitgedeeld door de Duitsers. Wanneer de OT-werkers op weg zijn, worden zij door piloten van geallieerde jachtvliegtuigen vaak aangezien voor Duitse militairen en beschoten. Ondanks de witte vlaggen die ze meevoeren op hun wagens.
Donderdag 5 okt 1944: Om 1 uur wordt op verschillende plaatsen luchtalarm geblazen. De Engelsen vliegen erg. Bij ‘t tramstation rijden twee Duitse wagens en een platte wagen, waarin jongens uit Groenlo zitten. Zij hebben zich moeten melden. Nu worden deze wagens (’t is verschrikkelijk om te horen) beschoten. De kogels vliegen om de huizen. We blijven binnen en anderen zoeken een schuilplaats in de sloten of eenmansgaten aan de weg! Twee jongemannen uit Groenlo moeten hierbij ’t leven laten. Ook ’t paard voor de wagen werd doodgeschoten. Tegen twee uur is ’t hier weer rustig.
Nederlandse razziaslachtoffers die in werkkampen vlak over de grens terechtkomen moeten zware dwangarbeid verrichten. In het beruchte kamp Rees worden ze onder uiterst primitieve omstandigheden gehuisvest in de drie droogloodsen van een dakpannenfabriek, samen met nog eens 500 krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten.
De steenfabriek in Rees
Er zijn nauwelijks sanitaire en medische voorzieningen. Wat stro op de natte, lemen vloer van enkele droogloodsen dient als verblijf- en slaapplaats. Na korte tijd is het hele kamp verandert in een smerige beestenstal.
Niemand komt uit de kleren; gevolg totale vervuiling. Overdag is het werken geblazen aan de Westwall. Het eten bestaat uit warm water, met wat koolbladeren of een aardappel en een stukje brood. Tijdens het werk heeft men te lijden onder aanvallen van de geallieerden, die zich voorbereiden op de verovering van Berlijn. In enkele maanden tijd zijn er 400 doden te betreuren, waaronder ook vele slachtoffers van de sadistische kampleiding.
.
Met de hulp van bewoners uit de Achterhoek en niet minder van bewoners aan de Duitse kant van de grens lukt het om eind 1944 begin 1945 met vervalste documenten vele slachtoffers uit het kamp naar Nederland over te brengen. De Aaltense arts van der Weduwen krijgt het via het Rode Kruis voor elkaar dat de mannen die er het slechts aan toe zijn, volwassen mannen van nog geen 40 kilo, naar het noodhospitaal in Harreveld kunnen worden gebracht.
Er volgen meer tochten vanuit de Achterhoek naar het kamp, waarbij voedselpakketten naar de achtergeblevenen in het kamp worden gebracht.
Meer mannen komen vrij en gaan naar Noodziekenhuizen in de Achterhoek, honderden ook naar Harreveld. Daar wordt de vervuilde kampkleding verbrand en de mannen worden ontsmet en ontluist. Een aantal mannen overlijdt hierna onverwacht. De Duitsers eisen dat ze terug naar Rees moeten zodra ze weer beter zijn. Dat is onmenselijk. De artsen weigeren, daarop gaan de Duitsers overstag. In de eerste vier maanden van 1945 sterven er alleen al drieëndertig mannen uit Kamp Rees in het Noodziekenhuis Harreveld.
Wrang is dat dokter van der Weduwen komt te overlijden doordat zijn auto wordt beschoten door geallieerde vliegtuigen.
In het begin van de oorlog treedt de Duitse bezetter nog ‘mild’ op. Maar eind 1940 volgen de eerste anti-Joodse wetten en maatregelen. In februari 1941 volgen de eerste zeer gewelddadig uitgevoerde razzia’s. De algemene proteststaking tegen deze razzia’s (de Februaristaking) wordt met veel geweld onderdrukt. Vanaf januari 1942 worden in rap tempo door heel Nederland een vijftigtal werkkampen gebouwd, waaronder een kamp in Lievelde. Eigenlijk is werken bijzaak, de Duitsers willen de Joodse mannen isoleren en concentreren op één plek.
Het kamp in Lievelde is omgeven door prikkeldraad, er staan houten barakken, een toiletgebouw en een huisje voor de waterinstallatie. De kok/beheerder woont op het terrein. Woensdag 19 augustus 1942 komen de eerste Joodse dwangarbeiders aan per trein. Er wordt gewerkt aan de Huttendijk, de mannen moeten de afwatering van deze zandweg verbeteren. Boeren uit de directe omgeving voorzien de Joodse mannen tijdens het werk van extra voedsel. Via de post komen veel voedselpakketten naar het kamp. Dat alles is tegen het zere been van NSB burgemeester Lamers. Volgens hem zijn verschillende Joden niet aan het werk omdat ze zogenaamd ziek zijn.
E. Sanders schrijft op 16 september 1942: “…‘k Heb een heel ander leven ’s Morgens 5 uur op. Half zeven uit het kamp 7 uur op het werk wegen vernieuwen met de schop en op klompen. ± half zes weer in ’t kamp en uiterst 9 uur te bed. Wie weet hoe lang nog ik heb niet veel hoop spoedig thuis te zijn..
Op 2 oktober 1942, tegen middernacht, worden de Joodse dwangarbeiders zo onopvallend mogelijk naar het station van Lievelde gebracht en van daaruit doorgevoerd naar kamp Westerbork en de vernietigingskampen in het Oost-Europa. Vrijwel zeker heeft geen van de naar schatting 40 tot 60 Joden uit werkkamp Lievelde de oorlog overleefd.
In 1944 worden een aantal van de vervallen barakken gesloopt.
Op 2 oktober 2022 is aan de Schansdijk in Lievelde het monument ter herinnering aan het Joodse werkkamp Lievelde onthuld.
Het monument ter herinnering aan het werkkamp Lievelde.
In de oorlog proberen de Duitsers een aantal keren de gebouwen van het Sint Vincentiusgesticht Harreveld, een internaat voor verwaarloosde jongens, te vorderen. De broeders weten dit lang te voorkomen, tot op 5 september 1944 alles ontruimd moet zijn. Alle jongens moeten terug naar huis of worden elders ondergebracht. Op de overste en de kok na, moeten alle broeders vertrekken of worden te werk gesteld. Het complex staat de meeste tijd zo goed als leeg. Begin oktober komen de broeders weer terug.
Foto gemaakt na 1945
Het complex wordt 1 november, na onderhandelingen met de Duitsers, officieel aan het Rode Kruis overgedragen. Op de daken worden grote rode kruisen op een wit fond geschilderd. Het noodziekenhuis start met een beperkte medische staf, een aantal Duitse ziekenzusters uit Arnhem en vrijwilligers uit de plaatselijke bevolking. Naast geëvacueerde burgers, arriveren personeel en patiënten van ziekenhuizen uit Millingen en Arnhem, van sanatoria uit Gennep en Zevenaar. Van alle kanten komen zieke en gewonde burgers en soldaten uit de Achterhoek en de Duitse grensstreek naar het Noodhospitaal. Ernstig zieke, zwaargewonde en verzwakte dwangarbeiders uit Kamp Rees worden toegelaten. Vooral tyfus- en dysenterie patiënten worden meteen doorgestuurd, omdat Harreveld daar beter toe uitgerust is.
De chirurgische ploeg van het noodhospitaal. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde
Kerstmis 1944 zijn hier ruim 1200 personen aanwezig. Naast zieken mogen evacués enkele dagen blijven tot ze weer doortrekken.
Op 23 februari 1945 telt het hospitaal meerdere operatiekamers,7 ziekenzalen, 4 tot 5 lokalen met zieken, 1e t/m 3e etage patiënten met een besmettelijke ziekte, de schilderswerkplaats is een tyfus afdeling en er is een kraamafdeling.
Josefien vertelt: Als je nachtdienst had moest je met een jampotje met water met daarop olie en een drijvertje (dat was je verlichting) patiënten verzorgen. Als er wat wind of tocht was ging dat ding uit en stond je in het donker. Soms alleen in een zaal met 40 patiënten.
Uit een verslag van Josefien Driever-Stoltenborg (Weglas F44) Verpleegster in opleiding in het Noodziekenhuis
De school tegenover het hospitaal wordt ingericht voor TBC patiënten. De feestzaal van café Wieggers fungeert in nood als een dependance.
Personeel noodhospitaal. Bron foto: Vereniging vor Oudheidkunde Lichtenvoorde
Niemand ligt een dag te lang in het noodhospitaal, vijf minuten later is een bed beschikbaar voor de volgende. Het gaat maar door.
Dag en nacht vinden operaties plaats, ook worden er veel amputaties verricht. Geregeld is er geen stroom en water. Er is gebrek aan medicatie.
Achter het huis van Thielen ter hoogte van de Blaauwgeersstraat wordt een noodkerkhof in gebruik genomen.
Ziekenzaal noodhospitaal 1945. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde. De verzorgers van het noodhospitaal. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde.
Anny ten Have-Wolters vertelt: Wanneer de 8-jarige Fien Leppers en haar oudere zus Nelly onderweg zijn met de trein vanuit Swalmen, komt deze onder vuur te liggen. Nelly duikt over Fien heen om haar zusje te beschermen en raakt daarbij zwaargewond door rondvliegende scherven. Ze komen in het Noodhospitaal in Harreveld terecht. De lichtgewonde Fien mag daar niet blijven en komt bij ons in het gezin ( Wolters Lindeboom F98) Geregeld ben ik (11 jaar oud) met Fien op ziekenbezoek geweest bij zus Nelly in het Noodhospitaal.
Foto privé collectie fam. ten Have-Wolters
Op 1 november 1945 wordt het ziekenhuis officieel opgeheven en komen de eerste honderd jongens terug. Juni 1946 vertrekt de laatste groep vrouwelijke patiënten van het sanatorium in Gennep.
Gedenksteen aangeboden door het Rode Kruis. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde.Vitrine in de tentoonstelling
Bronnen – Bezetting en verzet. De gemeente Lichtenvoorde en omliggende gemeenten in de Tweede Wereldoorlog door Henny Bennink – Driejarig verslag gemaakt door Broeder Liguori Jansen, Overste van het St. Vincentius Huis. – Dagboek Harreveld in oorlogstijd door Broeder Borromeus
Vrijdag 18 april 2025 bezoeken Jan Willem Kleijn(1939) en zijn vrouw Daatje Kleijn – Harmsen de expositie ‘Harreveld 80 jaar vrijheid’. De vader van Jan Willem, dokter C.H.F. Keijn heeft in1944/1945 in het noodhospitaal als gynaecoloog gewerkt. Hij behoorde tot de chirurgische ploeg Nederland Oost. De chirurgische ploeg was een onderdeel van een rampenplan van het ministerie van defensie.
Jan Willem Kleijn weet te vertellen dat hij zich nog kan herinneren dat toen Arnhem werd geëvacueerd de spullen op een kruiwagen naar Velp werden gebracht. Later werd hij (5 jaar oud) met zijn moeder Hetty de la Rive Box en zijn zus Antoinette Henriëtte Kleijn (9 jaar oud) ondergebracht bij de familie Diks F31. (Jan Willem Kleijn sprak over de familie Dickens) Hij wist nog dat hij als kind de broden moest rondbrengen in het Noodhospitaal. Andere artsen in het Noodhospitaal waren dokter Diephuis (Zelhem) en dokter Baks. Ook weet hij nog dat voedvrouw juf Borgerdijk een goede collega van zijn vader was. Zij bracht hem op haar Harley motor door de sneeuw naar patiënten. Zijn vader had een auto met een gas-opbouw. Hij moest met de hand gas geven. De artsen van het Noodhospitaal kwamen samen bij café Wieggers.
Jan Willem en zijn vrouw hebben materiaal bij zich m.b.t. dokter Kleijn (gynaecoloog) ten tijde van het noodhospitaal. Ze hebben bij zich: – het verslag van een tocht die dhr. Kleijn gemaakt heeft in december 1944 – transcriptie van deze tocht door zijn zonen gemaakt – foto van dhr. Kleijn – kerstkaart gestuurd aan dhr. Kleijn december 1944 – kopie van een artikel uit de (fusie-)krant Rijnstate nr. 1, 1988 Helaas is een foto die ze hadden van de operatiekamer niet meegekomen.
Dokter C.H.F. Kleijn
Verslag van een voedsel tocht door dhr. Kleijn.
W. en H.Kleijn. de twee zonen van Dr C.H.F, Kleijn, gynaecoloog , hebben zijn geschreven teksten overgenomen in het verslag hieronder.
December 1944 Noodziekenhuis Harreveld
9 December zijn Wim en ik op de fiets naar Harreveld gegaan, Zelhem aangehouden. Harreveld is een groot klooster, opvoedingsgesticht met ruimte voor honderden patiënten.De inrichting was minimaal, maar met de bezettingen van de chirurgische ploeg en de hulp van Jordaan en ten Weme is er een bewoonbaar ziekenhuis van gemaakt. De bedoeling is een ruimte te hebben waarin zich bij eventuele verdere evacuaties de ziekenhuizen uit Zutphen, Doesburg, Doetinchem, enz. kunnen terugtrekken. Zr. Toos heeft de operatieafdeling keurig in orde. Wij hebben goede kamers met eclectisch licht, een goed bed, dus wij zijn zeer tevreden De voeding is best. Als Hetty het in Zeist niet zo krap gehad had, zou ik het hier ideaal hebben.
Ik zie geen kans Hetty en de kinderen hier te krijgen, de afstand is ongeveer 125 km. Fietsen gaat nauwelijks, de kans dat de fiets onderweg afgenomen wordt te groot: auto’s, paarden en wagens zijn niet meer beschikbaar. Bovendien lijkt de kans op oorlogshandelingen in de Achterhoek groter dan in Zeist, dus voorlopig blijven ze daar en zal ik proberen van hieruit te foerageren. Die gelegenheid kwam na ongeveer 14 dagen.
Broeder Alosius zou met een auto naar Utrecht gaan, en ik zou mee. Van Smit uit Dinxperlo had ik een zak koffie gekregen, van een geëvacueerde boerin uit Gennep kreeg ik een mooi rookvleesch en van de boer, waarbij zij woonde, kreeg ik meer rogge en een zak aardappelen.Het geheel op de fiets was zoo zwaar dat je het met de fiets kon rijden maar niet kon lopen. De auto is nooit gekomen dus Alosius en ik zijn op de fiets gegaan. Onze papieren waren slecht in orde, we hadden alleen een roode kruis opdracht van Siemens zonder Duitsch stempel.
Gelukkig was er in Zutphen luchtalarm en konden wij zoo ongehinderd over de brug komen. De weg gaat verder over Loenen, Hoenderlo, Otterlo, Ede naar Zeist. In Otterlo was de broeder moe, dus zijn we daar gebleven. Het gehele roode kruis dorp was juist door de Duitsers gevorderd en het was er een chaos. Zo zijn we maar naar het museum-ziekenhuis (Kröller Muller) gegaan, waar alle kennissen bijeengedreven waren. We sliepen met zijn achten in de operatiekamer. In het midden stond een emmer voor eventuele nachtelijke urinedwang. De eenige moeilijkheid was dat er om 4 uur de zusters door de kamer komen om naar hun verblijf te gaan. Alles is zonder moeilijkheden verloopen. Volgende morgen de broeder 3 spaken uit zijn wiel en ik een lekke band, maar daarna goed in Zeist aangekomen. Hetty was naar Veenendaal, maar kwam gelukkig thuis. De toestand ging er nog wel wat eten betrof. Voorlopig hebben ze nog wel voldoende.
Na twee dagen ben ik weer teruggegaan. Jopie Klijmen ging mee met haar zoon om te proberen in de Achterhoek eten te krijgen. De hele dag bezig geweest om de fiets in dragelijke staat te krijgen, zij hadden massieve banden. Voor Ede begon de ellende, fietsen vorderen, door het bosch konden wij deze val ontloopen. Maar in Otterlo was het mis, We werden aangehouden en fietsen in beslag genomen. Na veel praten kwamen hun fietsen vrij, maar de mijne wilden ze houden. Na 3 uur en een rit naar de Ortskommandant in Harskamp kreeg ik mijn fiets terug! Toen we eindelijk in het museum kwamen waren de Noltes juist met een auto naar Harreveld vertrokken! Dan maar weer door met de fiets. Telkens aangehouden, maar mijn briefje van de Ortskommandant redde de situatie.
Voor Lochem zagen we Duitschers rijden op damesfietsen zonder banden en durfden wij niet verder. Door de bosschen, terwijl het al flink donker begon te worden, langs onbegaanbare paden kwamen wij in Laag Soeren; toen zonder moeilijkheden in De Steeg, Jopie en Carlan bleven bij Mizi in de Ziepenberg en ik ben doorgereden naar het Velper ziekenhuis. Daar gastvrij ontvangen en eindelijk (Red. Dokter) Beker en van Kersel weer eens gesproken.
De volgende morgen maar weer verder, onze grootste zorg was hoe over de IJssel te komen. Dit is boven verwachting gelukt na een tocht gedeeltelijk over een weg, waar het water over heen stroomde, kwamen wij aan bij een bootje dat ons overzette. De opluchting was groot, na het gedoe van de vorige dag. Verder alles vlot gegaan, Jopie en Carlan bleven in Terborg en ik ging door naar Harreveld.
22/12 gingen Wim en ik naar Dinxperlo om de (kroeg?) van Smit met elctro coagulaten te behandelen. De ? daarvoor had ik na veel moeite eindelijk in Velp gevonden Zeer gastvrij ontvangen in Dinxperlo. De behandeling moest uitgesteld worden tot ’s avonds omdat de stroomspanning te laag was. Bij patiënten die ik in Arnhem behandeld had , kreeg ik groote stukken spek en van Smit spek en rogge. Ik zal wel gauw weer een tocht naar Zeist moeten maken! ’s Nachts naar Harreveld terug gereden. Onderweg halt gemaakt bij Wabeke, ook een patiënte, waar wij onthaald werden op echte koffie en bier. Daar kregen we een pond boter.
23/12 Vandaag komen er 400 patiënten uit Gennep via Duitschland naar Harreveld. Met man en macht gewerkt om hun verblijf enigszins mogelijk te maken. Alle beschikbare ruimten worden ingericht.
24/12 Inderdaad zijn er 540 Gennepers gekomen, ‘s avonds laat op open wagens. Zij zijn per trein via Duitschland in Winterswijk gekomen. Een treurige verkleumde stoet. Maar in het klooster is plaats genoeg en allen krijgen een slaapplaats en eten.
25/12 Vannacht naar de mis in de kapel geweest, koud en langdurig, zij kunnen er de diepe zin niet van begrijpen. Een pracht diner naar de omstandigheden gehad ! Ondanks de 200 bewoners blijft het eten ruim voldoende. 2e Kerstdag met de Noltes naar Smit in Dinxperlo. Daar hartelijk ontvangen en met weldaden overladen. De volgende dag terug en van Wabeke weer van alles gekregen als spek en meel. Broeder Alosius zorgt voor 2 pond boter. Al deze verhalen over eten bewijzen wel, hoe een belangrijke plaats dit inneemt. In de groote steden verhongeren de menschen en steeds komen ze in de Achterhoek eten halen.
De inrichting van het ziekenhuis wordt steeds beter, de kraamafdeling heeft nu een kachel met de pijp door het raam naar buiten. Alleen hebben de patiënten, die erboven liggen last van de rook.
Oudjaar in Harreveld gevierd met een borreltje. Het wordt tijd dat ik weer eens eten ga brengen naar Zeist. Maar daarvoor moet ik een papier hebben, dat ik de IJssel over mag. Dat vereist een tocht naar Lochem. Wim en ik gaan samen en wij krijgen een papier.
Zondag 7 Jan. ga ik op weg in een sneeuwstorm. Ik ga toch maar, want ik denk dat de wegen steeds moeilijker zullen worden. Maar ik kom goed in Doesburg aan bij Kuiper. Daar gastvrij ontvangen, gegeten en geslapen. Mijn fiets is weer heel zwaar, met spek, melk,boter en een juten zak met havermout. De volgende dag ligt er een dikke laag sneeuw en het is heel glad. Toch maar probeeren.
De IJssel kom ik zonder moeilijkheden over, tot Dieren gaat ‘t behoorlijk omdat de sneeuw van de weg afgewaaid is. Maar dan begint de ellende. lk val telkens van mijn fiets en heb veelmoeite deze overeind te krijgen. Ten slotte neem ik de zak op mijn stuur en zo gaat het wat beter. Het sneeuwt voortdurend. Met veel moeite kom ik eindelijk in Loenen. Maar daar begint ‘t pas goed. De sneeuw ligt 10 cm hoog en er zijn nog bijna geen sporen. Dus lopen maar. Soms word ik door fietsen voorbij gereden en dan probeer ik er op te klimmen maar de fiets is te zwaar geladen. Bij de Woeste Hoeve sta ik op punt de zak achter te laten maar ik zet toch maar door. Dan nog lopen tot Hoenderlo en dan ineens is er een sneeuwploeg geweest en kan ik weer rijden. Zoo kom ik flink moe ‘s middags 3 uur in Otterlo aan. Gastvrij ontvangen door (Red. dokter) Schalm en daar blijven slapen. Donderdag kom ik dan goed in Zeist aan; de wegen zijn goed ingereden. In Zeist alles nog goed, omdat ze teren op mijn voorraden. De rantsoenen zijn: 1 broodje per week en dagelijks halve liter soep of pap of stamppot. De kolen zijn op, dus halen we ‘s nachts twee flinke bomen uit het bosch. Vader ziet er slecht uit en is erg mager, mijn volgende tocht zal naar hem toe zijn.
Zaterdag ga ik maar weer weg, de wegen zijn zoo slecht door de dooi en er staat een flinke tegenwind. Ik besluit naar Veenendaal te gaan. Diepenveen als steeds even hartelijk, vragen mij te blijven en ik laat mij graag overhalen. Gewapend met tabak zondag door. Het mist weer flink, dus de wegen glad en vreeslijk hobbelig. Zoo kom ik door elkaar geschud inOtterlo aan. Weer een zware fiets met kleren, enz. want Hetty zal nu ook in Harreveld komen. Toch maar doorgegaan in Otterlo, langs Woeste Hoeve, Apeldoornsche weg , Schelmse weg naar Velp. Vermeulen heel hartelijk, ik krijg 2 Edammer kaasjes, die ik meeneem om later naar de Bilt te krijgen. In donker maar weer verder en eindelijk in Doesburg aangekomen. De post aan de brug riep : OT. ? En ik riep O.K. en reed door! Weer bij Kuiper overnachten tenslotte volgende dag in Harreveld. Vermeulen zal Hetty met zijn auto halen, ik hoop dat ’t lukt.
De Russen zijn een nieuw offensief begonnen met 5 miljoen man! Onze gedachten wordenrooskleurig van. Als Hetty nu maar hier is, dan kan ik voor Vader gaan zorgen. lk kan een kwartier krijgen bij een boer 3 kwartier loopen hier vandaan. Dat lijkt míj niet gek,dan hebben de kinderen op de woensdag ten minste eenige afwisseling. Want de verveling is een moeilijk ding.
Kerstkaart gestuurd aan dr. Kleijn in december 1944
.
.
9. Medicijnhalers
In de aanloop naar de oorlog heeft Nederland al zorgen over de beschikbaarheid van medicijnen en medische hulpmiddelen. Veel wordt geïmporteerd uit landen die onder controle staan van de nazi’s. Dat tekort wordt tijdens de oorlog alleen nog maar groter. Mensen reizen het hele land door om medicatie voor ziekenhuizen en huisartsen te halen. Vaak met gevaar voor eigen leven.
Uit privé collectie Wim Megens
Antoon (Tonnie) Megens komt in 1944 met zijn vrouw Anneke en zoon Hans als evacué vanuit Leuth. In Harreveld komt hij bij ten Have (Ooimans Tone F18) terecht. Met zijn paard en wagen maakt hij vanuit Harreveld vele tochten om het Noodziekenhuis te voorzien van de nodige medicamenten, voedsel en brandstoffen. Dat zijn inzet van onschatbare waarde is blijkt uit beide aanbevelingen.
Uit privécollectie Wim Megens
Gert Hendriks, nog maar net als evacué vanuit Leuth in Harreveld, hoort bij dr. Brenninkmeijer in Lichtenvoorde dat hij schurft heeft. De arts zegt: ’In 3 dagen ben je er vanaf, als ik zalf had. Maar die heb ik niet, wel bij Brocades in Meppel. Ik heb hier zo’n 60 man die schurft hebben, maar ik kom van alles te kort.’ Gert besluit samen met evacué Albert Schoenmaker naar Meppel te fietsen om die medicatie te halen. Vooraf haalt hij op het gemeentehuis reisdocumenten, zodat hij onderweg geen moeilijkheden krijgt. Na een tocht van meerdere dagen, vraagt de huisarts bij terugkomst: ’Wat zijn de onkosten?’ Gert vraagt een pot schurftzalf, maar dié krijgt hij niet. Hij moet zich de volgende dag melden bij het Noodhospitaal. Daar wordt hij gewassen en vervolgens door een non ingesmeerd met zalf die hij zelf gehaald heeft.
Bron: ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens’ Leuthse evacués vertellen door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz
Er is veel vraag naar middelen voor het ontluizen en het bestrijden van schurft. Evacués hebben dit vaak onderweg opgelopen. Later blijken de dwangarbeiders uit Kamp Rees hier enorm onder te lijden. Plaatselijke bewoners kunnen voor behandeling bij het Noodhospitaal of in Lichtenvoorde terecht.
Annie Roelofsen-Tankink (Meujen F 56) vertelt: ‘Als je last van schurft had ging je naar Kettering in Lichtenvoorde, daar moest je je uitkleden en werd je van top tot teen met eengrote schilderskwast ingesmeerd met een witte pap. Ook moest alle beddengoed gewassen worden.
Jan en Joop Stoltenborg schrijven in hun verslag: Na de oorlog kregen alle kinderen een behandeling tegen luis en schurft. In een vrachtwagen gingen we naar Lichtenvoorde. Na een douche werden we met een wit poeder bestoven onder onze kleren en in de haren. Nu weet ik dat het DDT-poeder was.
10. Hongervluchtelingen / Voedselvoorziening
In de oorlog bestaat in Nederland een distributiesysteem om schaarse levensmiddelen eerlijk te verdelen. Producten kan men alleen verkrijgen op vertoon van bonnen. Veel is niet meer te verkrijgen. Van koffie, thee en tabak zijn al snel alleen nog surrogaatproducten verkrijgbaar. Elk jaar neemt het voedselaanbod af, op het einde van de oorlog is de situatie rampzalig. Stadsbewoners maken op gammele fietsen barre tochten naar het platteland. Boeren zijn vaak gul voor deze ‘hongervluchtelingen’ uit het westen.
Bron foto: www.geheugenvantilburg.nl
Fiene Hogenkamp (Hammen F52) vertelt: Bob Oostveen kwam met zijn vader op de fiets(met massieve banden) vanuit Zeist. Vanwege de grote honger kwamen zij eten halen voor hun gezin van 9 kinderen. Vader is bepakt en bezakt teruggegaan naar Zeist. Bob is bij de familie gebleven.
Gerda Wieggers(F115) schrijft: Gedurende de winter kwamen steeds meer mensen uit het Westen van Nederland naar ons toe, lopend of op gammele fietsen. Ze kregen aardappelen en graan mee.
Na 1½ jaar ziet Job Rodeka, onderduiker bij Kolkman (Bartels F107) zijn familie uit Amsterdam. Hij schrijft: ‘ Wat zijn ze veranderd. Holle oogen, ingevallen wangen. Zijn dit de gezonde menschen die ik achter gelaten had? Ik ken hen haast niet terug. Ze zijn nog doodmoe van de zware tocht. Stel U voor, een tocht van honderdvijftig kilometer per fiets midden in de winter door koude, sneeuw, wind. De honger was de groote drijfveer geweest.’
Ook kinderen komen naar Harreveld om aan te sterken. Bij Wolters (F66) zijn Willy en Lennie van Veen uit Rotterdam. Ria Roestenburg uit Utrecht is lang op ’t Weggelder (F44). En bij Karnebeek (F14) komt Lucia Lambrechts uit Utrecht. Ze heeft bij aankomst een kaartje om de hals hangen: “lust geen karnemelk.”
V.l.n.r. boven: Willie van Veen, mevr. van Veen, Willemien Wolters, …Smit, Lennie van Veen. V.l.n.r. onder: Alfons Krabbenborrg, Paulien Krabbenborg, hond Hekkie, Joop Wolters Bron foto: privé collectie fam. Steur
Op het platteland is er nog voldoende voedsel aanwezig. Maar de Duitsers beginnen meer voedsel te vorderen. Boeren houden zo veel mogelijk voedsel achter. De plaatselijke controleurs staan dat oogluikend toe. Het blijft wel oppassen, dus alles moet uit het zicht van de bezetter gebeuren.
Gerda Wieggers (F115) schrijft: ‘Op de zolder tussen huis en stal werd clandestien koolzaadolie gedraaid en af en toe werd ook een schaap in de nacht clandestien geslacht.’
Jan en Joop Stoltenborg (Lodiek F60) herinneren zich: ‘Vaak werd ’s nachts gedorst bijwinderig en regenachtig weer. Niet opgegeven graan moest in het geheim gemalen worden. Maar de aandrijfpoelie van de maalmachine was verzegeld door de handlangers van de Duitsers. Door de schroeven los te draaien bleef deze stilstaan en werd er een andere poelie opgeschroefd.’
Even rusten tijdens de oogst 1944. V.l.n.r. Jan Waenink (Platen F95) Hent Eitinck (F93) mw. Waenink, Gert. Waenink, met hoed Gerard Koster (evacué uit Arnhem) Bron foto: OKV HarveltVitrine in de tentoonstelling
De tentoonstelling werd ook bezocht door Bert Sweerts.
Hij is op 31 maart samen met zijn vrouw naar Lichtenvoorde gekomen om de bevrijding te herdenken precies 80 jaar geleden. In zorginstelling Antoniushove vonden zij geen mensen die hieraan nog herinneringen hadden: ’toen waren we nog te klein’, maar een mevrouw van de afdeling Communicatie op het gemeentehuis wees hen op de tentoonstelling in de Agathakerk.
Bert was zelf geen evacué, maar een zogenaamd ‘hongerkind’. Samen met twee zussen zijn zij in de nacht van 28-02 op 01-03 1945 vanuit Amsterdam in een vrachtauto vol met andere kinderen naar de Achterhoek getransporteerd. Bert en zijn zus Tiny vonden onderdak bij de familie Kruip in de Rapenburgsestraat (thans de receptie van hotel De Koppelpaarden) en zus Ellie kwam terecht bij de familie Meulenbeek in Harreveld.
In zijn mail aan de Oudheidkundige vereniging Harvelt schrijft Bert; Zonder die verplaatsing uit Amsterdam had ik het einde van de oorlog mogelijk niet gehaald en had ik dit niet kunnen opschrijven. Verstuurd vanuit De Koppelpaarden!
Op verzoek heeft Bert ons meer informatie verstrekt over zijn verplaatsing naar de Achterhoek.
Wij woonden in Amsterdam, in de Watergraafsmeer. Het initiatief voor het transport lag voor zover ik weet bij de parochie ‘de Martelaren van Gorcum’ waar wij bij hoorden. Mij is niet bekend of er meer van zulke transporten plaatsvonden. Mijn vijf jaar oudere zus Ans is die maanden door bemiddeling van pastoor Nolet ondergebracht bij een familie in Bovenkarspel, de vroegere standplaats van hem. Van ons gezin bleven de twee oudste meisjes, Gemma en Bep, en de twee jongsten, Joke en Frank, toen vijf jaar oud, de hele hongerwinter in Amsterdam.
Dat wij in Lichtenvoorde terecht kwamen heeft een, toevallige, voorgeschiedenis. Lien, de oudste dochter van de familie Kruip zat in Amsterdam op de HBS aan de Vinkeleskade en woonde bij een oom van haar. Mijn zus Bep zat bij haar in de klas en zij werden vriendinnen. Dat is de schakel, de familie Kruip had laten weten dat als het te erg werd wel enkelen van ons die kant op konden komen. Dat Ellie uiteindelijk in Harreveld terecht kwam had te maken met Willemien Meulenbeek die werkte bij bakker Manschot, de winkel naast die van de familie Kruip.
De evacuatie gebeurde heel plotseling omdat bekend werd dat de brug over de IJssel bij Zutphen eind februari dicht zou gaan. De tocht was georganiseerd door kapelaan Krom uit de parochie. Ik herinner me dat we 28 februari 1945 bij een garagebedrijf op de Middenweg ieder met een beetje bagage ’s avonds in een auto klommen die reed op een gasgenerator, gestookt met hout of zo. We zagen niet veel want het was al pikkedonker. Tijdens de tocht moesten we enkele malen de auto uit en dekking zoeken in de greppels langs de weg omdat er Engelse vliegtuigen gesignaleerd waren. We kwamen nog op tijd bij de brug over de IJssel in Zutphen aan. Met enig oponthoud reden we verder. Ik weet niet meer waar de andere kinderen gedropt werden maar het laatste stuk zaten we met ons drieën in de laadbak. Ellie en Tiny moesten erg nodig en omdat we niet stopten, plasten ze op een stapel juten zakken die in de auto lagen. De tocht eindigde in Meddo, een kerkdorp bij Winterswijk. Kapelaan Krom en wij kwamen – ik dacht om een uur of vier uur ’s morgens – in een warme boerderij waar de boerin spekpannenkoeken voor ons bakte boven een fornuis. Het leek het huisje van Hans en Grietje wel! Na een kwartpannenkoek wilde ik nog wel een stuk: zoiets had ik in jaren niet gegeten. Maar na twee happen kon ik niet meer.
Toen moesten we lopend verder, naar Lichtenvoorde, ongeveer vijftien kilometer vanaf Meddo; Ellie 16, Tiny 14 en ik 9 jaar oud. Ik had open wintertenen en droeg zwarte overschoenen die niet knelden maar ook niet gemakkelijk liepen. Hoe we de weg vonden, of we mensen tegenkwamen, ik weet het niet. Wel hoorde ik later dat Ellie en Tiny mij tussen zich in genomen hadden om wat gemakkelijker vooruit te komen. In Lievelde kwamen we een pater Franciscaan uit Lichtenvoorde tegen die zei dat er geen paters meer in Lichtenvoorde waren. We schrokken erg maar liepen toch maar verder. Later bleek dat het klooster van de Franciscanen in Lichtenvoorde door de moffen was gevorderd om er een militair hospitaal in onder te brengen. ’s Morgens vroeg arriveerden we bij de familie Kruip in de Rapenburgsestraat, hoek Beenengang. Tiny en ik konden daar blijven, Ellie ging naar de familie Meulenbeek in Harreveld.
Alles bijeen zijn we daar nog geen drie en een halve maand geweest maar in mijn beleving zijn het jaren waarin ik nieuwe werelden ontdekte. Na een maand al, op paaszaterdag 31 maart werden we door het tweede Britse leger bevrijd; op 4 mei was er een eind gekomen aan de oorlog.
Terwijl ik m’n gang ging, was het Tiny die als een moeder voor mij zorgde. Zij zag erop toe dat ik elke dag met mijn voeten in de soda zat om de wintertenen te laten helen en dat ik een briefje naar huis schreef. We sliepen op dezelfde kamer waar ook nog een oude tante Dina logeerde.
Op paaszaterdag zaten we in de kerk, toen die leegliep omdat het gerucht zich verspreidde dat de Engelse troepen in aantocht waren. Tiny zei: ‘Laten we maar even bidden dat Papa en Mama ook snel bevrijd worden’. We waren de laatsten die de kerk verlieten. Toen ik sigaretten bij de Engelsen gebietst had en het ’s nachts in mijn broek deed, maakte zij alles schoon. Vreemd genoeg weet ik helemaal niet hoe zij zelf die maanden beleefde, maar voor mij was ze er als moeder, heel vanzelfsprekend, een ongekende ervaring voor mij.
Mijn hele verdere leven heb ik met haar een speciale band gevoeld. Toen zij haar eerste salaris verdiende, stopte ze mij wel eens wat toe, wat naast mijn bescheiden zakgeld heel welkom was. Vanaf mijn achttiende raakte ik het directe contact met haar jarenlang kwijt, maar het gevoel bleef. We hebben daar eigenlijk nooit met elkaar over gesproken. Ik vind het bijzonder omdat mensen vaker dingen doen zonder zich bewust te zijn wat dat voor een ander betekent. Ze doen gewoon wat ze vinden dat ze moeten doen.
Uiteindelijk zijn we op 11 juni weer teruggegaan. In een vrachtwagen. Tiny vertelde me dat een dag eerder ook al een poging was ondernomen die stuk was gelopen.
Tiny hield contact, met name met Lien. Zij woonde met haar man Harry Lichtenberg boven de zaak. Inmiddels is dit pand bij hotel de Koppelpaarden getrokken. Toen Lichtenvoorde 50 jaar bevrijd was, zijn we met z’n tweeën teruggegaan met de trein en vanuit Lievelde te voet, een soort bedevaart. We zijn jaren later ook bij de begrafenis van Lien geweest.
Toen ik 31 maart jongstleden met mijn vrouw incheckte vroeg de receptioniste of ik al eens eerder in de Koppelpaarden overnacht had. Ik antwoordde: ‘Sterker nog, ik heb hier in dit pand enkele maanden gewoond.’
Op onze vaag of hij nog foto’s uit die tijd heeft antwoordt Bert; Ik heb talloze beelden in mijnhoofd, maar geen enkele foto.
Opgetekend mei 2025 door Bert Sweerts.
11. Aankomst van (Leuthse) evacués
Tijdens de kerkdienst op zondag 22 oktober 1944 deelt de pastoor mee dat er ongeveer 250 vluchtelingen uit ’t plaatsje Leuth naar Harreveld komen. Bijna iedereen biedt onderdak aan. Het Evacuatie Comité, bestaande uit pastoor Oosterman (voorzitter), hoofd der school W. Nijs (secretaris) en de leden B. Hogenkamp, B. Elschot en J. Wieggers maakt de lijst voor een eerste verdeling.
Lijst van eerste verdeling van evacués onder Harreveldse gezinnen.
‘s Maandags komen de eerste evacués aan bij Lodiek (F60). Dinsdag 24 oktober 1944 worden de eerste 80 personen uit Leuth, die met wagens zijn opgehaald uit Doetinchem, ondergebracht bij gezinnen in Harreveld. Op woensdagavond komen er tien wagens met Leuthse evacués uit Doetinchem aan. Ze krijgen erwtensoep bij Wieggers en worden dan ondergebracht in de grote zaal van ’t Gesticht. De dag erop krijgen ze koffie met brood. Vervolgens worden ze ondergebracht bij gezinnen in het dorp.
Evacués op weg naar de Achterhoek. Bron foto: www.pannerden.info
Pastoor Oosterman
Passage uit een interview met mw. Holweg-Reijmers: We woonden in Millingen aan de Rijn aan de zuidelijke kant. We zijn de Rijn overgestoken en hebben 6 weken onder in de boot gewoond. Er waren boeren bij die hadden koeien en paarden meegenomen naar de Bieland, maar Herwen en Aerdt moesten we bij de Duitsers alles inleveren. Daarna zijn we in Silvolde twee maanden bij café Mijnen ’t Molentje’ geweest. Hier was het eten uit een varkenspot, gruwelijk vies. Ik had al snel een vriendinnetje en daar mocht ik wel eens mee eten, wat was ik blij. Het was daar niet langer uit te houden, het was er zeer slecht gesteld met de hygiëne. De mannen gingen naar de achterhoek en kwamen later terug met het bericht dat er in Harreveld en Zieuwent plaats was.
De postbode van Leuth komt die dag bij ons op ’t Weggelder (F44) aan. Bij Wieggers hebben ze hem gestuurd, maar na overleg met het Comité dat bij Wieggers alles regelt, mogen ze niet bij ons blijven. Ze gaan nu met z’n achten naar Hammen(F52) ’t Comité wil ons huis gereserveerd houden. Wat een toestand om die mensen te zien trekken. Als je nog zag wat ze in de haast nog hadden meegenomen op hun fietsen, dan kreeg je de tranen in de ogen. (Citaat uit ‘Mijn dagboek A.M. Wolters-Stoltenborg)
Alle evacués krijgen bericht dat ze vlees kunnen halen. Bij Kolkman (F28) is een koe voor hun geslacht. En ieder gezin waar ze evacués hebben kan bij ’t distributiekantoor (op de markt in Lichtenvoorde) de nodige bonnen halen.
Lijst van evacués voor de aanvraag van distributiebonnen.
In Harreveld mogen ze maar een paar weken blijven. Zondag 8 november 1944 krijgen alle evacués uit Leuth bericht dat ze moeten vertrekken. De evacués willen blijven, ze hebben het prima naar hun zin in Harreveld. Maar ze hebben geen keus, ze moeten plaats maken. Eigenlijk moet iedereen weg, maar door de plaatselijke gastvrijheid kunnen ongeveer 100 personen blijven. Wagens uit Harreveld brengen de overige evacués uit Leuth weg richting Ruurlo. Wat staat hen te wachten daar in het onbekende Groningen?
Diezelfde dag komt een groep van 350 personen of evacués uit Gennep aan. Ze worden ondergebracht op ’t Gesticht, bij Wieggers en Café Hogenkamp. Ze krijgen bij aankomst heerlijke stamppot.
Brief van burgemeester Lamers aan pastoor Oosterman waarin gedreigd wordt met strenge maatregelen indien evacés niet verder doortrekken richting Borculo.Vitrinekast in de tentoonstelling
Bij het bevolkingsonderzoek van 1940 telt Harreveld 142 adressen van huizen/boerderijen, waaronder een twintigtal burgerwoningen. In 1945 telt de parochie Harreveld 917 parochianen. Aan de Lindeboomweg, de Heideweg en de Nicolaasweg staan een tiental boerderijtjes met protestante bewoners. Dus het is aannemelijk dat Harreveld in 1944 nog geen 1000 inwoners telt.
Luchtfoto Harreveld 28-10 1944
Het precieze aantal mensen dat in Harreveld woont is niet aan te geven, omdat parochiegrens en dorpsgrens niet overeenkomen. In 1940 zijn er 715 parochianen, in 1945 zijn er 917. Bij dit relatief grote verschil kun je je afvragen of evacués in het dorp en patiënten in het Noodziekenhuis al dan niet zijn meegeteld.
Bron: Anton Stortelder, Bewoningsgeschiedenis (website OKV Harvelt)
Het Evacuatie Comité heeft 23 oktober 1944 een lijst gemaakt met daarop de indeling van de Leuthse evacués. Een hele prestatie, want zowel de aanmelding als de verdeling (van 250 mensen!) komt letterlijk van vandaag op morgen tot stand. Als de evacués komen, verandert er veel in de lijst. We weten dus niet altijd wie waar is ondergebracht. Bij de F-nummers waarbij een blauwe pin staat, hebben we de namen van de evacués bevestigd gekregen.
De gemeente Lichtenvoorde is onderverdeeld in wijken, elk met een eigen letter. Voor Lichtenvoorde is dat de letter ‘A’, voor Zieuwent de letter ‘E’. In Harreveld beginnen alle adressen met ‘F’. Dus vanaf 1926 is café Wieggers F1, de school F23 en bakker Diks F 31. Een nieuw adres krijgt weer een letter toegevoegd; Kolkman F6a, de Mooy F6b enz.
Op de kaart ziet u het Harreveld van nu. Daaroverheen ziet u in het rood de bebouwing van 1944 met daarbij de F nummers. De straten hebben in 1944 nog geen namen.
Door op onderstaande knop te klikken kunt u de kaart in een nieuw tabblad groot openen.
De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) wordt opgericht in 1931. In Nederland is er dan net als in andere landen veel werkeloosheid en armoede. De aanhangers van de NSB hopen op een betere toekomst met één sterke partij en één leider Anton Mussert. Ze zijn tegen vrijheid en democratie. Als Duitsland Nederland bezet, is de NSB de enige partij die mag blijven bestaan. NSB’ers gaan samenwerken met de Duitse bezetter en worden gezien als landverraders.
Bron: www.verzetsmuseum.org/nl
Bron: Tijdschrift van de WA www.oorlogsbronnen.nl
De knokploegen van de NSB (de WA, Weerbaarheidsafdelingen) hebben al voor de oorlog een vervaarlijk uitziend zwart uniform. Die uniformen dragen is dan nog verboden. Wanneer de Duitse inval komt, trekken de WA’ers hun zwarte uniformen weer aan! Fanatieke ‘zwarten’ werken met de Duitsers samen en houden zich bezig met het opsporen van Joden en verzetsmensen.
Jeugstorm (NSB Jeugdafdeling) marcheert.
In Harreveld woont Jan Huethorst (Lindeboomweg F9) Het verzet verdenkt hem er van verschillende Joodse families te hebben aangegeven. De man vormt een gevaar. Op zaterdagmiddag 30 oktober 1943 is de familie Domhof (Joost F68) tegenover hun huis aan het werk op het land. Vader Domhof is met zijn zonen Wim, Bennie en Gert aan het knollen plukken.
Bennie Domhof vertelt: Ik was met vader, Wim en Gert op het land aan het knollen plukken toen ik Huethorst vanaf Harreveld aan zag komen fietsen. Hij werd op een tiental meters gevolgd door een man in het zwart. (Vanaf Zieuwent kwam er een boer met paard en platte wagen.) De beide mannen fietsten ons voorbij. Toen begon de achterste man harder te fietsen. Hij haalde net voor wat nu de Kroosdijk is, Huethorst in. De man strekte zijn arm richting het hoofd van Huethorst, schoot (ik hoorde een scherpe ‘pang’ ) hem door het hoofd en gaf hem vervolgens nog een zet. Daarop viel Huethorst levenloos in de berm. Het volgende moment draaide de fietser weer om op de weg, net voor de boer met de platte wagen en kwam onze kant weer op.
Vader had ook gezien wat er gebeurd was, want hij zei: “Ik geleuf da’w better op huus an kuntgoan.” We kwamen bij de weg aan toen de fietser voorbij kwam. Die zei nog vriendelijk goedendag. Ik kende de man niet.
Even daarna kwam de boer langs. Het was boer Hospels uit Zieuwent. Hij riep in het voorbijgaand tegen ons: “Wej hebt niks e’zeene!” Waarop vader zei:”Nèè, wej hebt niks e’zeene!” Boer Hospels ging met een vaartje verder richting Harreveld. De rest van de dag zijn we binnen gebleven. Niet veel later kwamen de Duitsers met de Nederlandse politie ter plekke om de boel te onderzoeken. Het was dan wel avond, maar alles was verlicht. De Duitsers kwamen vragen of wij wat hadden gezien, maar dat hadden we natuurlijk niet.
Later hoorde Bennie dat de onbekende Cees Ruizendaal (alias zwarte Kees) leider van de Aaltense knokploeg was. Hij zou Huethorst al hebben opgewacht bij café de Boer in Harreveld. (zie Henny Bennink ‘Bezetting en verzet’ blz. 160-162)
13. Onderduikplekken
Tijdens de interviews met Harrevelders komen ook steevast allerlei onderduikverhalen ter sprake. Bij onraad, zoals huiszoekingen of razzia’s, zoekt men op allerlei plekken een veilig onderkomen. Onderdak geven aan onderduikers is niet zonder gevaar, met name het verbergen van Joodse mensen wordt zwaar bestraft.
Op de boerderij van de familie Immink (F 100) aan de Varsseveldseweg krijgt het Joodse echtpaar Sternfeld-Hes in het voorjaar van 1942 onderdak. Op een dag in 1944 is er een zoekactie door een peloton soldaten en NSB’ers naar de wielen van een door de Duitsers gevorderde vrachtwagen. Wanneer zij in een straal van een kilometer rondom café de Radstake zoeken, ziet men iets verdachts. Eind september volgt een nachtelijke razzia, men loopt linea recta naar het kippenhok en het echtpaar wordt meegenomen en op transport gesteld. Twee dagen later worden ze ergens in Europa om het leven gebracht.
Vader Immink en de zonen Jan en Hein worden gearresteerd. Hein verzet zich maar wordt met een pistool onder dwang gehouden. Met hun eigen paard en wagen worden ze vervoerd naar Varsseveld en ingesloten. Er wordt allerlei huisraad gevorderd en bij aankomst ook hun paard en wagen. Door bemiddeling van o.a. pastoor Smals komt vader Immink de volgende dag vrij. Jan en Hein zitten twaalf dagen vast en vrezen een zware straf. De ondervraging door de Sicherheitsdienst blijft hun, door de slechte spoorverbinding naar Arnhem, bespaard. Zij worden te werk gesteld in Zevenaar. Op 21 oktober keren ze terug op Harreveld.
Bron: Bezetting en verzet. Door Henny Bennink
Onderduikershol 1940-1945 aan de Kroosdijk in Harreveld
De onderduikers in Harreveld zijn veelal jongemannen. Vanuit het hele land zoeken ze hier onderdak. In de Achterhoek worden de meeste onderduikers opgevangen. Een op de vijf bewoners is een onderduiker, dus er zijn veel plekken nodig. Ook plaatsgenoten zoeken schuilplekken, dat kan zelfs bij de buren. Als je maar niet thuis aangetroffen wordt. In schuren, stallen, kippenhokken, bosjes of op zolders, overal worden plekken gecreëerd.
Dinie Blaauw-Domhof vertelt: Bij ons in huis woonde ome Jan. Opeens was hij er niet meer.Tegen ons kinderen werd gezegd: ’Ome Jan is in Zoutelande’ Toch wel raar, want mijn zus Annie hoorde hem ’s avonds als ze in bed lag praten. Dus waarschijnlijk zat hij in de buurt ondergedoken.
Op de dag dat Harreveld wordt bevrijd komt de boerderij van Wopereis (Zand Gert F113) onder geallieerd vuur te liggen. Enkele Duitse militairen ontdekken de schuilkelder en rennen er naar toe. De bewoners van de boerderij voelen zich ook niet meer veilig en duiken ook de schuilkelder in. In de angstige momenten die volgen, zitten vriend en vijand broederlijk naast elkaar: enkele Duitse soldaten,twee Belgen die enige dagen tevoren zijn komen aanwaaien, de familie Wopereis en de drie Joodse mensen. Niemand in de kelder die zich in dat bange uur afvraagt wie wie is, ook niet als het vuren staakt.
Bron: Bezetting en verzet. door Henny Bennink
Bron foto: Nationaal Archief
14. Radio
Luisteren naar de radio is allang verboden door de Duitsers. Alle radio’s moeten 31 mei 1943 ingeleverd zijn. Er ontstaat een handel in goedkope, oude radio’s. Deze levert men dan in, de goede radio gaat naar de schuilplaats. In het geheim wordt geluisterd naar Radio Oranje ‘De stem van strijdend Nederland’, een programma van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen.
Dhr. W. Wissink (F71) luisterend naar meldingen op de radio
.
15. Jo Blaauwgeers
Jo Blaauwgeers, is werkzaam bij de koninklijke marechaussee in Dinxperlo maar eind 1942 wordt Harreveld zijn standplaats. Hij woont dan samen met zijn vrouw Riek (van Dute uit Beltrum) en zoontje Hans boven café de Boer.
In 1943 raakt hij betrokken bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Blaauwgeers voorziet onderduikers van duikadressen, voedsel, kleding, bonkaarten en vervalste persoonsbewijzen en waarschuwt voor geplande razzia’s.
Jo Blaauwgeers met zijn vrouw Riek en zoontje Hans
In het najaar van 1943 wordt hij contactman van de KP Aalten (KnokPloeg Aalten). Diverse malen rijdt hij, gekleed in zijn marechaussee-uniform, als begeleider mee bij KP-overvallen op distributiekantoren. Ook brengt hij geallieerde vliegeniers in veiligheid. Als zijn collega-marechaussee C.C. Poulie een neergeschoten Amerikaanse piloot laat ontvluchten, zorgt Blaauwgeers voor het verdere vervoer. Beiden duiken hierna onder.
Als gevolg van het verraad van de provocateur Willy Markus wordt de KP-Aalten op 20 april 1944 opgerold en Blaauwgeers gearresteerd. De volgende dag wordt hij naar kamp Vucht overgebracht.
Op 2 juni 1944 wordt hij ter dood veroordeeld en op 6 juni 1944 gefusilleerd in de duinen van Overveen. Hij rust in graf nummer 23 op de erebegraafplaats aan de Zeeweg in Overveen bij Bloemendaal
Zijn tweede kind, Herma-Jozé Blaauwgeers, wordt ruim zes maanden later geboren.
Jo Blaauwgeers ontvangt postuum het Mobilisatie-Oologskruis (1950) en het Verzetsherdenkingskruis (1980).
Als eerbetoon aan hem is in Harreveld een straat naar hem vernoemd.
Bron: Nationaal onderduikmuseum
.
Memoriam in Elna 5 mei 1945
16. Piloten ontsnappingslijn
In Duitsland zijn kampen ingericht voor Franse en Belgische krijgsgevangen. Velen ontvluchten deze kampen en proberen naar huis te komen. In pakketten van het Rode Kruis die vanuit Frankrijk en België naar de gevangenen worden gestuurd, zitten nogal eens ontsnappingsroutes verstopt.
Ontsnapte krijgsgevangenen worden vaak naar Lichtenvoorde gestuurd omdat ze daar verder geholpen worden op hun tocht naar het zuiden. Ook piloten die na een geslaagde parachutelanding niet in de handen van de vijand zijn gevallen worden door deze vluchtlijn geholpen om naar hun vaderland terug te keren.
Op 12 september 1941 melden zich drie Franssprekende vluchtelingen bij de St. Agatha kerk in Harreveld, pastoor Smals verwijst ze door naar de smid Verhoeven. Daar worden ze door moeder Verhoeven van eten, drinken, een warm bad en bed voorzien. De volgende dag worden ze door de dan 25 jarige Gert Verhoeven begeleid op hun reis met de trein naar Baarle Nassau, alwaar ze worden overgenomen door het verzet in het zuiden.
Een vluchtroute. Uit privécollectie fam. VerhoevenEen vlucht route. Uit privécollectie fam. Verhoeven
De opvang en verzorging doet Gert Verhoeven niet alleen, hij krijgt daarbij hulp van zijn broer Jan, de gebroeders Jan en Hein Immink, Wim Wopereis (van ’t Zand) en Bertus Wolters.
Familie Verhoeven; bovenste rij v.l.n.r. Harrie, Theo, Willem, Lenie, Bertus, Tone, Gert, Jan. Onder Theodorus Verhoeven, Mina Verhoeven-Mombarg
De Verhoeven groep werkt samen met de pilotenhelpers uit Lichtenvoorde maar voeren bij voorkeur alle werkzaamheden zelf uit. Gert Verhoeven heeft elf keer de reis naar het zuiden gemaakt, hij brengt naar schatting 25 piloten naar de Belgische Ardennen.
Gert Verhoeven ontvangt op 6 mei 1946 een erepenning met deze bijbehorende oorkonde als blijk van verdienste voor zijn inzet bij de bevrijding van Nederland.
Op 24 maart 1948 ontvangt Gert Verhoeven een oorkonde voor verleende diensten aan de Franse republiek. Deze is o.a. ondertekend door le général De Gaulle
Vertaling: Dhr. Verhoeven Gerrit maakte deel uit van het leger van soldaten zonder uniform dat deelnam aan de glorieuze gevechten voor de bevrijding. Dankzij de genereuze hulp die hij verleende aan gevangenen, gedeporteerden, ontsnapte Fransen en strijders van de geallieerde legers die in handen van de vijand waren gevallen.
Uit de Elna van 10 nov. 1945
Bronnen – De Lichte Voorde Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde, Bezetting en verzet Henny Bennink – Foto en oorkondes: privé collectie fam. Verhoeven
17. Harreveld bevrijd!
De Achterhoek krijgt het de laatste oorlogsdagen flink te verduren. De geallieerde artillerie bestookt de Duitse troepen onafgebroken en Engelse en Amerikaanse jagers vliegen de hele dag en schieten op alles wat beweegt. Bij Rees, Wesel en Emmerich steken de Canadese troepen de Rijn over. Duitse troepen trekken zich gehaast terug.
Fons Krabben vertelt: Duitse soldaten zochten op hun terugtocht onderdak bij onzeboerderij (inkwartiering) omdat die achter het noodhospitaal lag. Én vanwege de bomen die rondom de boerderij stonden, zodat ze niet zichtbaar waren voor de vliegtuigen. Vader was niet blij was met die munitiewagens zo dicht bij huis.
Schematische weergave van de geallieerde opmars naar het noorden. Bron: Marcel Kuster, Traces of war
SS Regimenten nemen alles mee waar ze de hand op kunnen leggen, zelfs paarden worden uit de stal geroofd. ‘Nare kearls’ aldus een Harrevelder. Gelukkig moeten ze vlug door naar het front. Goede Vrijdag 30 maart 1945 is kanongebulder te horen uit de richting van Aalten. De Engelsen bestoken vanuit de Vennebulten de Duitsers die ter hoogte van het Heideroosje aan de Varsseveldseweg liggen. Het hele gezin van Platen Tone zit in de schuilkelder terwijl de granaten overvliegen en inslaan bij de Duitsers. Wonderbaarlijk genoeg blijft de boerderij gespaard. Voordat de Duitsers zich terug trekken richting Lichtenvoorde/ Groenlo, blazen ze de telefooncentrale naast de Mooy (F6b) op.
Thea Nieuwenhuis Waenink vertelt: Een jonge Duitse soldaat kwam in paniek het erf bij Platen Tone (F95a) opgerend en vroeg of hij een brief aan zijn ouders mocht schrijven. Vader Tone adviseerde hem om zich vooral over te geven, ‘de Engelsen komt d’r an’, waarop hij in paniek weggerend is. Later is hij op Harvelle gevonden, dood…
Engelse tank aan de Aaltenseweg in Lichtenvoorde. Bron: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde
Na de bevrijding van Aalten trekken Engelse troepen verder noordwaarts. Bron: Bevrijdingskinderen
Paaszaterdag, 31 maart 1945 De bevrijders zijn er! Op Paaszaterdag komen ze Harreveld binnen, een colonne tanks met daarop Engelsen en Canadezen. Ze delen snoep en sigaretten uit en rijden richting Zieuwent. De Kerkstraat staat vol juichende mensen. De Duitsers zijn nergens meer, velen worden krijgsgevangen genomen.
Josefien Driever-Stoltenborg werkzaam in het noodziekenhuis schrijft: ’s Morgens om 9 uur zijn we vrij. De zieken komen uit bed om de bevrijders te zien en te verwelkomen. Patiënten met krukken en gipsbenen staan aan de weg bij het noodhospitaal, sommigen nog met hun pyjama aan. Het einde van de oorlog! Hoe dat voelt, is niet te beschrijven!
Paaszaterdag 31 maart 1945. Eindelijk is het dan zover … Harreveld wordt bevrijd. Dit wordt al meteen uitbundig gevierd.
Annie te Bulte-Severt vertelt: Met de bevrijding was er groot feest, ik kan me nog goed herinneren dat het verschil heel groot was van de een op de andere dag van oorlog naar groot feest. Dat maakte veel indruk op ons als kinderen.
In 1945 wordt de bevrijding gevierd op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina. Overal wordt gedanst en worden optochten georganiseerd. Ieder dorp viert zijn eigen bevrijdingsfeest met eenvoudige middelen. In Lichtenvoorde is een gezamenlijke optocht, er trekken allerlei wagens door de straten waarop gebeurtenissen uit de oorlog worden uitgebeeld.
Joop Stoltenborg schrijft : Later in hetzelfde jaar werden er overal bevrijdingsfeesten gehouden. In Harreveld werd een optocht georganiseerd. Ook onze buurt deed mee. Ze hadden zich uitgedost als een terugtrekkend Duits leger. Op een kar met houten wielen was een oude gierpomp gemonteerd dat precies op een kanon leek.
....
Vanaf 1946 viert men de bevrijding op 5 mei, op de dag dat de capitulatie van de Duitsers in werking is getreden.
Overal in het land komen oorlogsmonumenten. Sinds 1956 heeft Nederland een Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam voor de herdenking van alle oorlogsslachtoffers. Het monument staat centraal bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei.
Nationaal monument in Amsterdam
Vitrinekast in de tentoonstelling
19. Terug naar huis, terug naar de Duffelt
In december 1944 maken de Duitsers met springstof een bres van 100m in de Ooijpolderdijk. Een maand later treedt de dooi in en overstroomt de polder. Op dat moment beginnen Canadese legereenheden aan de bevrijding van de Duffelt (Millingen, Kekerdom en Leuth). Het water zorgt voor vertraging, met extra slachtoffers als gevolg. De Duitse troepen moeten al snel hun positie in de polder opgeven.
Foto uit collectie Wim Megens
De evacués in de Achterhoek willen zo snel mogelijk terug naar huis. Maar dat is niet mogelijk, het water moet eerst zakken. Zodra het enigszins kan gaan jonge mannen op pad. De Rijn oversteken is lastig. Vaak gebeurt de oversteek in oude roeiboten. En dan ligt de dijk ook nog vol mijnen. Het is nog ‘spergebied’ in verband met oorlogstuig dat overal lig
Ik hoor nog de grenswacht roepen: “Stop. Blijf staan’`. Het gebied was namelijk nog niet vrijgegeven en verboden te betreden. Maar ik hoorde alleen maar een kreet en dacht alleen maar aan Leuth! Eindelijk fietsen we zes kilometer verder Leuth binnen. Daar moeten we afstappen omdat het onmogelijk is verder te fietsen op de weg. Bomen, ammunitie, wapens, puin, kadavers, van alles ligt op de straten. Op ons huis aangestrompeld.
Bron: ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens, Leuthse Evacués vertellen’ door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz. Citaat Gerrit van Eck dit bovenstaand boek
Vaak gaan enkele gezinsleden vooruit om ‘thuis’ de boel te inspecteren. Ze treffen alvast de eerste voorbereidingen voor de terugkomst. Geleidelijk komen meer mensen terug. Ze treffen bij terugkeer in mei 1945 een totaal verwoest Leuth aan. Het water heeft tot deurhoogte in de huizen gestaan. Het is triest om te zien hoe kapot alles is. Er liggen nog mijnen, de plekken waar ze liggen zijn herkenbaar aan de met rood-witte linten afgezette vakken en het bordje “mine “. Ook liggen er grote en kleine hulzen.
Foto uit collectie Wim Megens Leuth bij terugkomst
Het meubilair verdwenen of kapot. Het servies, voor vertrek in de grond gestopt, is gestolen. De weckpotten verdwenen of bevuild. De aardappelen rot. Niet veel is nog bruikbaar, alles vernield. Er moet nog veel opgeruimd worden.Zo goed en zo kwaad als het kan maken de mensen hun huizen weer enigszins bewoonbaar.
Gezinnen vinden tijdelijk onderdak bij familie, buren of bekenden. In de directeurswoning van de voormalige zuivelfabriek De Duffelt in Leuth zijn meerdere gezinnen ondergebracht. In de school komt een noodwoning. Er komen noodschuren van strobalen, zelfs het dak is van stro, met palen en draad vastgebonden.
Foto uit collectie Wim Megens Leuth bij terugkomst
Via de Hulp Actie Rode Kruis (HARK) heeft Lichtenvoorde Leuth geadopteerd en van de noodzakelijke dingen voorzien zoals huisraad, meubels, dekens, enz. Het gewone leven moet weer zijn gang gaan. Dat is niet altijd eenvoudig na zo’n bewogen periode.
Op zondag 15 september wordt aan het Kerkplein in Leuth een volledig hernieuwd oorlogsmonument onthuld. Op het monument staan 51 namen van Amerikaanse, Britse en Canadese militairen die tussen september 1944 en februari 1945 hun leven gaven voor de bevrijding van de Duffelt. De geschiedenis leeft, getuige ook de plaquette in de kerk uit dankbaarheid voor de ontvangen hulp in de oorlogsjaren.
Foto www.leuthweetunog.nl
Bronnen – www.liberationroute.com – ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens, Leuthse Evacués vertellen’ door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz – Dagboek Wim van Deelen
20. De oorlog als verbindende factor
Wanneer mensen noodgedwongen een tijd met elkaar opgescheept zitten en er samen het beste van maken, kan daar een diep respect, hechte vriendschap en zelfs liefde uit ontstaan.
Uit alle herinneringen die opgetekend zijn, blijkt dat veel gastgezinnen en hun evacués jarenlang contact houden met elkaar. Na de bevrijding worden over en weer regelmatig bezoekjes afgelegd en velen brengen hun vakantie in Leuth of Millingen door. Er ontstaan ook huwelijken tussen Harrevelders en onderduikers/evacués.
Marianne Reijmers-van Delen uit Millingen is 12 jaar als ze samen met haar familie onderdakvindt bij de familie Stoltenborg (Lodiek F60). Zij vertelt in een interview met de Gelderlander op 18-03-2020: Ik ben na de bevrijding regelmatig met vriendinnen van Millingen naar de Achterhoek gefietst om te logeren. Ik denk elk jaar wel een keer. We hebben het daar altijd goed gehad.
Liesbeth ten Have (Ooimans Tone F18) vertelt: Anneke en Tonnie Megens kwamen na de bevrijding jaarlijks op bezoek. Ze hadden een groente- en fruitzaak en brachten dan fruit voor ons mee. Wat een luxe!
Bij Krabbenborg (Drieks F68a) aan de Harreveldseweg is de familie Burgers uit Leuth. Na de bevrijding fietsen Annie en Matje Krabbenborg er in de vakantie vaak naar toe. Met het pondje bij Pannerden over de Rijn, wat een ervaring. En daar aten we voor het eerst kroketten!
In eerste instantie zit Jan Staal uit Driebergen ondergedoken bij Koenders. Daar heeft hij het niet zo naar zijn zin en met hulp van Hendrik Wieggers en Jan Meulenbeek wordt hij ondergebracht bij de familie Ten Have (Dreijer F45). Er wordt veel gekaart bij de familie Meulenbeek en zo maakt hij kennis met dochter Willemien Meulenbeek. Op 08-08-1949 treden zij in het huwelijk.
Op boerderij Wolters (Schuttenboer F66) is Henk Steur uit Eindhoven ondergedoken. Daar raakt hij gecharmeerd van de dochter des huizes en ‘onderduik hulp’ Willemien Wolters. Op 07-10-1947 zijn zij getrouwd.
Theo Driever uit Wageningen zit ondergedoken bij Stoltenborg (Weggelas F44) en krijgt verkering met Josefien, één van de negen dochters van Stoltenborg. Zij zijn op 29-08-1951 getrouwd.
Mientje Reijmers uit Millingen is 17 jaar als ze ondergebracht wordt bij Elschot (Papenborg)(F62) aan de Stroetweg. Daar komt Herman Holweg veelvuldig over de vloer en besluit ze de verkering met haar voormalige vriendje uit te maken. Zo ben ik aan ‘mienen’ Herman gekomen. Op 09-01-1954 treedt Mientje met haar Herman in het huwelijk.
Bernard Rouwhorst uit Harreveld zit in het verzet en heeft zich in het noodhospitaal verscholen. Jo Zengerink is verpleegkundige in het noodhospitaal. Als de Duitsers een inval willen doen in het noodhospitaal op zoek naar onderduikers maant Jo zete vertrekken omdat er tyfus heerst. De zoekactie wordt afgebroken. Zo hebben Jo en Bernard elkaar ontmoet. Op 18-04-1950 stappen zij in het huwelijksbootje.
Bernard de Mooij uit Harreveld zit in zijn eigen dorp ondergedoken bij de Smid (Verhoeven F4). Daar leert hij Annie Leenders kennen. Annie is er als evacuee en komt uit Kekerdom. In 1948 zijn zij in Kekerdom getrouwd.
21. Harreveldersvertellen
We hebben veel verhalen van Harrevelders mogen optekenen en dagboeken gelezen van voormalig geëvacueerden en onderduikers. De grote gemene deler in deze verhalen is de verbazing over de vanzelfsprekende gastvrijheid die de vluchtelingen in de Achterhoek ondervinden. Gastgezinnen openen hun huizen en hun harten voor hen die op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld of gedreven door honger deze kant op komen. Evacués en onderduikers worden vaak volledig opgenomen in het gezin en werken mee op de boerderij en in het huishouden.
Severt (Kock F11) in de oorlog
Interview met mw. A. te Bulte – Severt
Annie te Bulte-Severt weet nog dat Loek Stolk vaak bij Severt komt. Hij moet verhuizen in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Loek weet veel van de natuur Annie mag met hem mee achter op de fiets naar hun grond in ’t Vaene. Daar hoort zij voor het eerst wat een ‘stekkelvarken’ is. Naast het huis van Bernard de Mooij aan de Kerkstraat stond een telefooncentrale. Annie kan zich nog herinneren dat deze, op goede vrijdag, net voor de bevrijding is opgeblazen. Of dit sabotage was weet ze niet.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Tante Fiene (Stoltenborg) zus van moeder werkte op het internaat in het noodhospitaal als verpleegster, en bracht ’s avonds kapelaan Andringa mee, als ze ’s avonds met zijn allen om de kachel zaten en alle ringen van de kachel waren gehaald voor nog een beetje licht pakte de kapelaan zijn knijpkat voor nog meer licht.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Paul van der Kemp mailde in d Onze ouders zijn indertijd geweldig opgevangen in Harreveld. Daar ben ik blij om. Ik hoorde grappige, droevige en ook spannende verhalen over hun opvang aldaar. Vooral dankbaarheid!
Klik voor het hele interview klik op onderstaande regel.
Na de oorlog werd het land weer opgebouwd m.b.v. ‘Marshallhulp’. Bureauhouder dhr Hogenkamp verzorgde de vee telling en afhankelijk van de aantallen kreeg je navenant financiële hulp. Bij Schutten (Hinassen) werd daarmee een nieuwe alepompe en een alebusse gekocht.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Karin vertelt dat haar opa de kinderen op de fiets naar Harreveld bracht. Dat zal een voor een zijn gebeurd, omdat de fietsen destijds niet zo deftig waren. Er gaan verhalen, dat de stalen wielen omwikkeld waren met stukken rubber. Opvallend detail: de fiets van opa had maar een half stuur, omdat anders de fiets afgepakt zou worden door de Duitsers.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Bij Papen (Knippers) zijn Antoon Gerritsen en zijn vier kinderen ondergebracht: Gert, Engelbert, Dora en Grada. Antoons echtgenote is op de dag van evacuatie eerst nog begraven. De dag ervoor werd ze door een granaatschijf op de deel getroffen en overleed ter plekke (15-10-1944).
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Als op 21 oktober 1944 in Heijen (Noord Limburg) een granaatscherf een einde maakt aan het leven van hun 29 jarige zoon Petrus, vlucht de familie Verhasselt-Kerkhof naar de Achterhoek. De ouders vinden in Harreveld onderdak bij Karnebeek (F14) en hun beide dochters bij café Hogenkamp (F19). Hun oudste zoon is thuis op de boerderij in Heijen gebleven. Zij verwonderen zich over de vanzelfsprekende gastvrijheid en zij betwijfelen of dat andersom in hun omgeving, Noord Limburg, ook zo zou zijn. Ze hebben het er zeer goed maar desondanks overlijdt vader Verhasselt op 16 december 1944 in Harreveld, 69 jaar oud. Oorzaak: hartzeer…
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Interview met dhr. B. Wolters en mw. H. Foole – Steur
Op dit adres waren ook de onderduikers Henk Steur en Simon Kay, zij kwamen als helpers mee met de evacuatie van patiënten en bejaarden vanuit Gennep naar het Noodhospitaal in Harreveld. Ook Lenie en Willy van Veen waren hier, z.g.n. ‘hongerkinderen’
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Het echtpaar Herman en Grada Schoonhoven met dochter Joke waren bij ons wegens het bombardement op Utrecht. Zij hadden in Utrecht een café. En Manus Schoonhoven was er ook bij, hij was vrijgezel.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Bij onze buren café Hogenkamp, zijn twee kinderen geëvacueerd, Martin en Trudy 13 en 14 jaar oud. Liesbeth herinnert zich dat ze heel luxe gekleed waren.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
De laatste week van de oorlog hadden de Duitsers een tank verstopt in de boeskenmiete. In de laatste dagen van de oorlog rukten de Engelsen op. Zij bestookten vanuit de Vennebulten de Duitsers die ter hoogte van het Heideroosje aan de Varsseveldseweg lagen. Het hele gezin van Platen Tone zat in de schuilkelder terwijl de granaten over hun huis vlogen en insloegen bij de Duitsers. Wonderbaarlijk genoeg is hun boerderij gespaard gebleven. Een jonge Duitse soldaat kwam in paniek het erf bij Platen Tone opgerend en vroeg of hij een brief aan zijn ouders mocht schrijven. Vader Tone adviseerde hem om zich vooral over te geven, ‘de Engelsen komt d’r an’, waarop hij in paniek weggerend is. Later is hij op Harvelle gevonden, dood…
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Ria Roestenburg uit Utrecht komt in de zomer van 1944 in Harreveld bij Stoltenborg (Weggelas F44) om aan te sterken. Ze heeft het goed naar haar zin en leert zelfs op klompen lopen. Als ze in mei 1945 terug keert naar Utrecht kan men haar niet meer verstaan, ze heeft te veel Achterhoeks dialect geleerd.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Bernard was in de meidagen Bren-schutter op de Grebbeberg. Na de meidagen moest het Nederlandse leger zich melden voor Duitsland. Hij is toen ondergedoken bij de Smid (Verhoeven F 4). Daar leerde hij Annie Leenders (zijn latere echtgenote) kennen. Annie kwam als evacuee uit Kekerdom.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
In huis woonde ook ome Jan Domhof. Op een dag ontdekte Dinie dat ome Jan naar de radio luisterde, dit mocht zij eigenlijk niet weten omdat het luisteren naar een geheime zender verboden was. Ze kreeg van hem een draai om de oren en snapte niet waar ze dat aan verdiend had. Opeens was hij er niet meer. Tegen de kinderen werd gezegd: ‘Ome Jan is in Zoutelande’ Toch wel raar, want zus Annie hoorde hem ’s avonds als ze in bed lag praten. Dus waarschijnlijk zat hij ergens ondergedoken.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
We zijn van oktober 1944 tot de bevrijding mei 1945 in de Achterhoek geweest. De Engelsen met hun vrachtwagens en tanks kwamen door Zieuwent en deelden sigaretten, snoep en zeep uit. Wat waren we blij en opgelucht, iedereen kon weer naar huis toe. Ik ben nog een poos bij Elschot gebleven. Marietje was zwanger ‘liep op het laatste’ en vroeg of ik nog een poosje wilde blijven om haar te helpen omdat zij ‘in het kinderbed zat.’ Daarna ben ik weer naar Millingen gegaan.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Bij Hammen kwam Bob Oostveen met zijn vader op de fiets (met massieve banden) vanuit Zeist. Bob is bij de familie gebleven. Hij werd in de familie steevast Huub genoemd, want hun hond heette Bobbie en dat vond vader veel te verwarrend.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
“De dochters Hellemons gingen zonnebaden. Met blote benen gingen ze in de zon zitten. Ze wilden graag bruin worden. Dat was nog onbekend in Harreveld. Wilhelmien zelf had nog gebreide kousen aan. “Toch waren wij nog bruiner door al het werken in de zon.”
Voor het hele interview klik op onderstaande regel.
Ik herinner mij dat bij de buren de familie Karnebeek evacués waren ondergebracht. Een droevige bijkomstigheid was dat wij op een morgen bericht kregen dat een van de evacués een man was overleden. Mijn vader, die nogal vroom was, vertelde dat, en zei daarbij dat die goede man zeker naar de hemel zou gaan en werd voor hem een onze vader gebeden. Als vijfjarige wist ik al wel dat de hemel ergens in de lucht was, ik dacht dat wil ik meemaken. Ik ging bij mij thuis voor de muur zitten net naast de voordeur, zodat ik naar het huis van Karnebeek kon kijken, ik durfde niet rechts of links te kijken bang het mij mis zou gaan dat ik hem niet door de lucht zou zien vliegen richting de hemel.
Moeder van Eck en de kleinere jongens bleven bij ons en op eerste kerstdag 1944 werd in het noodhospitaal, het ‘gesticht’, het twaalfde kindje geboren, Marga. Nieuw leven en vreugde in een barre tijd! We waren allemaal blij met dit dubbele kerstfeest.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Vader Domhof zat als gijzelaar gevangen in de Turmac fabriek in Zevenaar. Dit om vrijwilligers te dwingen zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Jan en Bennie hebben zich gemeld, waarop vader weer thuis kwam. Bennie moest graven in Spork bij Bocholt in Duitsland. Elke ochtend rond 7 uur fietsen naar Duitsland, vaak in groepen. Brood mee, want het eten daar was slecht. Bij de grens moest men in rijen strikt de instructies opvolgen; vooral bij ene Schumacher. Dus toen ‘Boers’ uit Zieuwent, tegen de regels in op de fiets bleef zitten, kreeg hij een enorme vuistslag recht in zijn gezicht. Hij viel ter plekke neer.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Fien Leppers was samen met haar oudere zus Nelly met de trein onderweg vanuit Swalmen (bij Roermond) richting Wesel. De trein komt onder vuur te liggen. Nelly is over Fien heen gedoken om haar zusje te beschermen. Zij is daarbij zwaargewond geraakt door rondvliegende scherven. Ook Fien heeft lichte verwondingen. Beide komen vervolgens met het ziekenvervoer in het Noodhospitaal in Harreveld terecht. Fien mag daar niet blijven en komt door bemiddeling van de pastoor bij de fam. Wolters. De genezing van haar zus verloopt moeizaam, mede door gebrek aan medicatie. Zij houdt last van de verwondingen.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Zo ging de tijd voorbij. Broeder Timotheus van het Internaat was blij dat Cor in Harreveld zat en schreef daarom zijn zus Cato in Blokker een brief met de mededeling dat hun broer Cor veilig was en ondergedoken zat bij de Familie Eitinck in Harreveld. Het adres had hij ook vermeld. Had hij dat maar nooit gedaan want een paar dagen later werd er een inval gepleegd bij Cato waar de Duitsers de bewuste brief op het dressoir zagen liggen. Toen was het een koud kunstje om Cor van Zelm in Harreveld op te pakken.
Aan het eind van de oorlog was er een razzia, de Duitsers gingen van huis tot huis.Vader zei dat de jongens zich in de ‘dorsmölle’ moesten verstoppen. Annie riep in paniek: “Dat mag niet, straks zetten ze de dorsmolen aan”. De jongens zijn niet gevonden en pas later begreep ze dat je een dorsmolen niet zomaar aan kunt zetten.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Interview met Matje Wieggers – Krabbenborg en Annie te Plate – Krabbenborg
Bij Krabbenborg Drieks is de familie Burgers uit Leuth ondergebracht, een ‘opoe’ met 3 kinderen. Annie en Matje Krabbenborg vertellen hierover:Vader Krabbenborg verbouwde tabak en opoe hielp vooral met het snijden hiervan. Dan streek zij de bladeren eerst glad op haar knie waarna het keurig gesneden werd.
Klik voor het hele interview op onderstaande regel.
Matje Wieggers – Krabbenborg en Annie te Plate – Krabbenborg
Door de jaren heen hebben mensen dagboeken bijgehouden. Het meest bekende dagboek is ‘Het Achterhuis’ van Anne Frank. Het is het verhaal van een jong Joods meisje dat door onderduiken aan de Holocaust probeert te ontkomen. Haar dagboek is inmiddels uitgegroeid tot een van de meest vertaalde boeken ter wereld.
Tijdens de oorlog zijn er ook plaatselijk dagboeken en verslagen bijgehouden. Vaak alleen bekend in eigen kring of ergens opgeslagen in een archief. Bij het opstellen van deze expositie hebben wij veelvuldig gebruik kunnen maken van deze persoonlijke ‘kleine’ geschiedenissen.
Dagboek Henk Steur
Hierin beschrijft Henk o.a. de evacuatie van het sanatorium uit Gennep naar het noodhospitaal in Harreveld en zijn onderduiktijd in Harreveld bij de familie Wolters (Schutten F 66)
Fragment uit het dagboek van Henk Steur: Daags voor Kerstmis 1944 was het zover, een goederentrein met het rode kruis teken stond klaar voor patiënten, bejaarden en personeel en wie er nog maar mee wilde. De zieken moesten naar de trein gereden of gedragen worden. De bestemming was Harreveld. Onderweg stonden we uren stil wegens luchtalarm, maar tegen de morgen komen we aan in Winterswijk. Daar stonden paarden en wagens klaar en heel veel ijverige helpende handen en tegen de middag bereikten we Harreveld.
Wilt u het hele dagboek fragment van Henk Steur lezen, klik dan op de onderstaande link.
Verslag van oorlog, september 1944 t/m mei 1945. Belevenissen van het gezin H. van Deelen, Millingen aan de Rijn.
Wim beschrijft de periode voor en tijdens de evacuatie, zijn verblijf bij de familie Stoltenborg (Lodiek F 60) en de terugkeer na de bevrijding.
Fragment uit het dagboek van Wim van Deelen: Aan het water is het een troosteloze boel. Er staan rijen wachtenden. Na even wachten worden wij met een roeiboot overgezet door vrijwilligers die dit vaker gedaan hebben. Het valt niet mee om alles achter te laten. Aan de overkant, bij de steenoven, staan veel mensen die vertellen dat er net een kind geboren is. De vrouw was op een kruiwagen hierheen gebracht.
Wilt u het hele verhaal van Wim van Deelen lezen, klik dan op de onderstaande link.
Jan beschrijft zijn onderduiktijd in Harreveld, hoe hij het dorp en zijn gebruiken ervaren heeft.
Het valt hem op hoe diepgelovig de mensen zijn, maar bovenal hoe gastvrij. Jan is als onderduiker bij de familie ten Have (Dreier F 45)
Fragment uit het dagboek van Jan Staal: Ik kwam op zekere dag, 8 à 9 jaar na de oorlog tegen het middageten bij mijn pleegouders uit de oorlog even binnen wippen. Ik zou en moest mee-eten, ondanks dat ik mijn bezoek niet had aangekondigd. Op mijn vraag, waar ik aan tafel plaats mocht nemen, kreeg ik van mijn pleegmoeder als antwoord: ‘Op oe eigen plaatse’
Wilt u het hele verhaal van Jan Staal lezen, klik dan op de onderstaande link.
Joseph Rodeka; Het verhaal van een gewone onderduiker
In zijn ‘relaas van een onderduiker zoals er duizenden met mij waren in ons kleine landje aan de zee’ vertelt de Amsterdamse Joseph (Job) over zijn onderduiktijd in Harreveld eerst bij de familie Kock en later bij de familie Kolkman (Bartels F107). Hij beschrijft het boerenleven, zijn kwajongensstreken en luchtgevechtshandelingen soms vlak boven het huis ‘an de grinte’
Fragment uit het relaas van Joseph: De Bartels-lui hadden alles voor mij over. Ik herinner mij nu dat ze mij het eten achterna brachten als ik een paar dagen moest verdwijnen wegens razzia of iets anders, soms midden in de nacht. Alles werd gedaan om mij te doen voelen dat ik thuis was. Zolang ik leef zal ik hen dankbaar blijven voor de goede zorg, maar bovenal voor het gevaar dat ze voor mij trotseerden. Dit geldt natuurlijk ook voor de familie Kock.
Het hele verhaal van Joseph Rodeka volg binnenkort.
Oorlogsherinneringen van Joop Stoltenborg (Lodiek);
Fragment uit zijn oorlogsherinneringen; Oom Jan Wellink werd onder schot genomen toen hij heel vroeg in het donker een toom biggen naar Lichtenvoorde bracht. Op de terugweg naar huis begon het al licht te worden en kwamen de jagers in actie. Hij wist zich te redden door onder de brug van de beek te schuilen.
Wilt u het hele verhaal van Joop Stoltenborg lezen, klik dan op de onderstaande link.
Het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 betekent ook het einde van Japanse bezetting in Indonesië. Op 17 augustus 1945 roepen de Indonesische nationalistische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Nederland erkent deze onafhankelijkheid niet en probeert de macht weer op te eisen. Revolutionaire Indonesische jongeren willen dat voorkomen en er volgt een bloedige strijd. Deze zgn. Bersiap periode kost het leven aan duizenden mensen.
Om het koloniale gezag te herstellen werft de Nederlandse regering oorlogsvrijwilligers en trommelt zij dienstplichtigen op die naar Indonesië uitgezonden worden. Uit Lichtenvoorde en directe omgeving zijn dat er 120 waaronder 10 Harreveldse jonge mannen. Voor al deze Indiëgangers is het woord ‘bevrijding’ niet lang van toepassing, zij gaan een nieuwe oorlog tegemoet.
Nederlandse soldaten vertrekken naar Indië
Op 21 juli 1947 start de eerste ‘politionele’ actie. De strijd gaat van beide kanten gepaard met extreem veel geweld. Vanuit de Nederlandse bevolking en de VN is er veel kritiek op deze actie en onder druk van de VN komt er op 5 augustus 1947 een wapenstilstand. Nieuwe onderhandelingen leveren echter niets op en de strijd gaat verder. Op 19 december 1948 begint Nederland de tweede ‘politionele’ actie. Op 27 december 1949 komt er, wederom onder druk van de VN, een einde aan de 4 jaar durende dodelijke strijd. Het kost zeker 5.000 Nederlandse militairen en 100.000 Indonesiërs het leven.
Bron foto: H. Wilmar. Verzets-Resistance-museum.
‘Politionele acties’ is een verhullend woord voor de grootschalige militaire operaties van het Nederlandse leger in Indonesië tussen 1945-1949, die erop gericht waren om Indonesische Onafhankelijkheid te voorkomen.
Aloys Tankink, geboren 31-12 1925 als tweede zoon van Albert Tankink (Tank Albert) en Wilhelmina Kolkman, behoort tot één van de eerste lichtingen die na de bezetting opgeroepen wordt om in het leger dienst te nemen. Op 21 maart 1946 vindt zijn medische keuring plaats en wordt hij geschikt bevonden voor het leger. Hij wordt ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie als gewoon dienstplichtige van de lichting 1945.
Gezinsfoto familie Tankink, genomen voor het vertrek van Aloys
Op 15 oktober 1946 vertrekt hij met de Kota Baroe vanuit Rotterdam op weg naar Indië. Op 29 oktober passeert het schip de Keerkring om op 22-11-1946 aan te komen in Semarang op Java. Daar wordt hij ingedeeld bij de 7 December divisie en gestationeerd in het gebied rondom de stad Semarang op Java.
Tijdens een tocht met de jeep nabij de grenslijn wordt hij geraakt door vijandelijk vuur. Medische hulp mag niet meer baten, Aloys overlijdt op 20 januari 1947 in het militair Juliana hospitaal te Semarang. Nog maar 21 jaar oud…
Hij ligt begraven op het Nederlandse ereveld Candi in Semarang.
.
.
Personeelskaart van ‘gewoon dienstplichtige’ Aloys Tankink uit Harreveld. Nog maar nauwelijks in Nederlands-Indië overlijdt hij op 20-01-1947 door vijandelijk vuur, een half jaar voor de eerste politionele actie.
Aloys Tankink
Graf van Aloys op het Nederlandse ereveld Candi in Semarang
Deze 9 Harreveldse jongemannen worden ook opgeroepen :
Bernard Toebes 1915-1980
Gelegerd op Sumatra.
Theo Verhoeven 1926-1997
Gelegerd op Sumatra, eerst bij Medan, later Padang.
Bennie Domhof 1928
Gelegerd op Midden-Java in de buurt van Semarang.
Albert Huethorst 1925-1991
Gelegerd op West-Java bij Batavia en Bandoeng.
Bertus Verhoeven 1920-2008
Doet dienst bij de luchtmacht op vele standplaatsen.
Jan Krabben 1926-1976
Gelegerd op West-Java in buurt van Batavia.
Joop Krabbenborg 1928-1992
Gelegerd op Oost-Java in de buurt van Soerabaja.
Toon Tankink 1927-2020
Gelegerd op Midden-Java in de buurt van Semarang.
Aloys Hogenkamp 1927-2018
Gelegerd op Oost-Java in de buurt van Soerabaja.
Bronnen – Familie Tankink – Bezetting en verzet door Henny Bennink – OKV Harvelt presentatie ‘Onze jongens in Indië’ door Henry Tankink – Oologsbronnen.nl – NPO kennis – VOL Lichtenvoorde
Volgend jaar viert ons land 80 jaar bevrijding. De Oudheidkundige Vereniging Harvelt vindt dit een goed moment om in samenwerking met oorlogsmuseum ‘Opdat wij niet vergeten’ een expositie over de Tweede Wereldoorlog samen te stellen en deze tentoon te stellen in de St. Agatha kerk.
Deze expositie start eind maart 2025 (omdat in maart 1945 de Achterhoek bevrijd is) en loopt t/m 5 mei, de datum waarop we officieel Bevrijdingsdag vieren. De expositie sluiten we in stijl af met een dodenherdenking op 4 mei bij het monument op het meester Nijsplein.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben in bepaalde gebieden van Nederland mensen voor hun veiligheid moeten evacueren en lieten zij ‘huis en haard’ achter. Veel van deze evacuees zijn destijds in de Achterhoek ondergebracht. Bij ons in Harreveld en in de omliggende plaatsen hebben veel mensen uit Leuth, Millingen en Kekerdom onderdak gevonden.
Lijst van geëvacueerden ondergebracht in Harreveld t.b.v. de aanvragen voor distributiebonnen. Evacuees uit Leuth onderweg naar de Achterhoek.Foto’s uit het boek ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens’ van Jan van Eck
In de tentoonstelling willen we speciaal aandacht besteden aan deze evacuees en de Harrevelders die hen onderdak hebben geboden. Inmiddels zijn er al een aantal namen en verhalen bekend maar we hebben het nog niet compleet.
Om een goed overzicht te krijgen zijn we op zoek naar nog meer informatie.
Bent u of kent u iemand die evacuees te gast had en daar meer over kan vertellen, dan komen wij graag met u in contact, dat kan dmv het contactformulier op deze website of per mail info@okvharvelt.nl
Oudheidkundige vereniging Harvelt vindt het belangrijk dat dit stuk Harreveldse geschiedenis verteld, doorgegeven en bewaard wordt.